156 en Zi-Zerdoud, een marabout, zijn best deed om de Franscfen af breuk te doen. Het was in het laatst van 1840 dat de Fransche Regeering be sloot, om aan den oorlog in Algérië een einde te maken. Ter be reiking van dat doel verwachtte men veel van den beleid- en krachtvollen Bugeaud. Bij ordonnantie van deu 29sten December 1840 werd hij bestemd om den maarschalk Yallée te vervangen, en op den 22sten Februari 1841 stapte hij te Algiers aan wal, niet lang nadat in den nacht van den 12n op den 13n Januari door den Commandant van Oran aanmerkelijke voordeelen waren behaald. Aanzienlijke strijdkrachten waren ter zijner beschikking gesteld. Yolgens den generaal Rumiginy in den „Spectateur Militaire" van 18o0, bijna 120.000 man, en die Generaal zegt het groote sommen geld. Dat Abd-el-Kader, die buiten de provinciën Algiers en Oran weinig of geen aanhang vond, en die derhalve slechts eene bevolking van minder dan lj millioen zielen aan zijne zijde had (1) tegen zoo'n macht slecht bestand was, laat zich begrijpen. Op den 30u April 1841 werd Médéah door Bugeaud geproviandeerd. Op den 29sten April en 9" Mei geschiedde dit nogmaals, nu te samen met Milianah, en wel door Bugeaud, den hertog van JSTemours en de generaals Duvivier en Changarnier. Door eene expeditie onder den generaal Baraguay-d'Illiers van 1825 Mei werden die beide steden weder van het noodige voorzien en tevens Boghar (50 K. M. ten Zuiden van Médéah), waar de Emir magazijnen had, vernield. Eene expe ditie onder Bugeaud, den hertog van Hemours en de generaals La- moricière en Levasseur, nam op den 25sten Mei Takdemt bij Tiaret (226 K. M. in Z. Z. O. richting van Oran) waar het arsenaal van Abd-el-Kader door de Arabieren zeiven werd in brand gestoken, en (1) De wijze waarop Abd-el-Kader door de Franschen was in de hoogte gestoken, had bijna zijn ondergang bewerkt. In 1834 had hij te kampen met Sidi-el-Aribi, hoofd van de stammen aan de Chéliff, met Moestafa bin Ismaël, hoofd van de Douairs, A-gha onder het Turksch bestuur en met Kadour-bin-el-Mokhfi, die hem openlijk voor een bedrieger verklaarden. De tweede deed hem eene gevoelige nederlaag ondergaan. Abd-el-Kader vond geen of weinig hulp in Kabylië. De bevolking weigerde zijn gezag te erkennen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 162