161 den grooten opstand van 1864, welke zich uitstrekte van de grenzen van Marokko tot aan die van Tunisvoorafgingen.Eenige namen reeds hier genoemdben ik zoo vrij geweest in die opgave te onderschrappen. Er waren in 1864 vier en twintig jaren verloopensedert Bugeaud de Fransche Regeering en het Fransche volk overtuigde „dat de verovering van Algérië in zijn geheel[ik herhaal de woorden van X] het eenige was wat Frankrijk te doen had. Ze had lang aange houden die verovering, zij had veel gekost, en was [de opstand van 1864 waarop ik in een volgend opstel terugkom, en ook de vroegere en latere opstanden bewijzen het] niet gevolgd door de werkelijke onderwerping. Hoe ellendig steekt dat af, tegen b. v. b. den Java-oorlog, waar wij te doen hadden met eene in opstand gekomen bevolking, onder mannen als Dipo Hegoro en Sentot, die in getalsterkte niet minder is geweest, dan die van de provin ciën Algiers en Orandoor Bugeaud ten onder te brengeneen oorlog waarbij wij niet ageerden met legers van 60 tot 80000 man [ik neem aan dat 40.000 man in Algérië moesten beschikbaar blijven voor de provincie Constantine en enkele plaatsen in Algiers en Oran reeds vóór 41 door de Franschen bezet] maar op het gun stigste tijdstip, in 1829, met slechts 11000 man, waarvan niet meer dan de helft Europeanen, terwijl Java, dat Algérië ongeveer acht maal in bevolking overtreft thans, 50 jaren later, nog altijd in onderwerping wordt gehouden met 20000 man of.iets minder. En men verwijst ons naar Algiers om daar te leeren hoe koloniën moeten worden veroverd. En men wil, dat wij 't voorbeeld zullen volgen daar gegeven, om daar wij niet zooals Frankrijk over duizen den en weder duizenden landskinderen, en over millioenen schats kunnen beschikken, en ook niet zooals dat land, uit een staatkundig oogpunt de voordeelen van Atjeh kunnen verwachten, die Frankrijk zich in de toekomst van Algérië voorspiegelt weldra machteloos en uitgeput onze overige bezittingen niet meer te kunnen in bedwang houden!! Weet men dan niet, dat volgens het handboek van de vergelijkende staatkunde van A. Kolbin, 1856, reeds duizend millioen 1885 Dl. I. 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 167