173 mede bij het gevecht te Löwenberg, In den slag bij Leipzig, dien hij bewoonde en waar schier het evengenoemde legerkorps werd vernield en de opperbevelhebber gevan gen genomen, ontving hij eene ligte wond aan den linkerarm. Slechts met een gering gedeelte zijner krijgsmakkers ontkwam hij hier aan den vijand, en wel langs eene brug over de Elster, even voor dat deze in de lucht vloog. De geringe overblijfselen van het 5de leger korps werden daarna door generaal Maison verzameld en hiermede maakte Cochius de retraite naar den Rijn en op dien tocht deelde hij in het gevecht voor Hanau. Na met het zooveel doenlijk gereorganiseerde legerkorps aange vuld grootendeels met jeugdige soldaten over den Rijn terugge trokken te zijn, werd het op Coblentz en daarna op Keulen gediri geerd, terwijl, naar men mogt vermoeden, de eindbestemming IIoL land zou wezen. Door de welwillende bemoeijing van Generaal Mai son, kreeg Cochius echter eene andere bestemming en wel naar Hüningen in den Elzas, waar kort na zijne aankomst, in December 1813, de vesting die hij hielp verdedigen, door de Geallieerden be rend werd, tot aan de abdicatie van Napoleon, in April 1814. 1) Niet zoodra was Lodewijk XYIII tot den troon verhevenof Co chius vroeg zijn ontslag uit de Eransche dienst endit bekomen heb bende, keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij in Junij 1814 aankwam en onmiddellijk weder geplaatst werd als Kapitein-Ingenieur 2de klasse. Nog vóór het einde van het jaar, gaf hij gehoor aan eene oproeping onder het Nederlandsche Legervoor de dienst in Neder- landsch-Indiëwaarvan het vroegere bestuur volgens de beschikkin gen van het Weener-Congres", door Groot-Brit.tannie aan Nederland teruggegeven zoude worden. Dientengevolge werd hijals Kapitein der Genie lste klasse bij het voor Indië bestemde leger overgeplaatst. 1) In het beleg van Iliiningendat als strategisch punt van belang -was en weer stand bleef bieden aan eene geduchte macht, waagde de altijd kalme Cochius zich menigmaal zóódanig op de werken, dat zijne krijgsmakkers op hem wijzende, tot el kander zeiden: VoiVt un homme qui vent se faire tuerZucht naar bewondering bij anderen, om zijne handelingenbezielde hem niet en pralen met kloeke daden strook te geenszins met de hem eigen zedigheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 179