178 den oorlog, de sedert zeven jaren gepensioneerde Kolonel Schultze, als Directeur van Fortificatiën in activiteit, en met behoud van an ciënniteit, bij het leger hersteld werd. Na de gevangenneming van Diepó-NEGoró, in 1830, het leger te velde verlaten hebbende, en vervolgens te Batavia teruggekeerd te zijn, deed de kort te voren opgetreden Gouverneur-Generaal van den Bosch aan Cochius voorstellen, om zijne diensten aan het Indische leger te blijven wijden en alzoo op zich te nemen het bevel over het leger te velde, ter vervanging van den op vertrek naar Nederland staanden Luitenant-Generaal Baron de Kock. Aan dit voorstel was de toezegging verbonden, dat Cochius niet zou dienen, onder den, in het vo rige jaar uit Nederland teruggekeerden, Oud-Kolonel-Directeur van For tificatiën.Gevoelig voor eene zoo welwillende en eervolle aanbieding nam hij haar dankbaar aan, terwijl daarin voor hem een onmisken baar blijk lag van eene erkenning en belooning voor de diensten, door hem, onder tal van moeijelijkheden, in den vijfjarigen oorlog- bewezen. Naauwelijks had Cochius het bevel over het leger te velde, in Midden-Java, aanvaard, of de nog jeugdige Keizer van Soerakarta Pakoe Boewana YI, verwijderde zich heimelijk naar Solo, om naar hij beweerde op de Keizerlijke graven van Imagirie, in het gebied van Djoekdja, te gaan bidden. Deze handeling, gevolgd op het hem kenbaar gemaakte voornemen van den Gouverneur-Generaal, om de Solosche landen in Madioen, Kediri, Baglen en Banjoemas, tegen schadevergoeding aan de Torsten en Prinsen van beide Hoven, als eigenaren, aan de Gouvernements-landen te hechten, verwekte, uit den aard der zaak, argwaan en bekommering. "Weldra dan ook dank zij de waakzaamheid van de troepen te velde, die op woelingen waren voorbereid werd de Vorst aan het Zuider-Zeestrand opge spoord, gevangen genomen en naar de Molukken verbannen. Moeije- lijk intusschen valt het te beslissen, in hoeverre Kommissarissen, voor de overname der te annexeren Vorstenlanden, in hunne beschik king den Keizer betreffende, naar de strenge beginselen van regt- vaardigheid te werk zijn gegaan, en grond hadden voor eene ver denking, welke voor den gewaanden overtreder de bitterste gevolgen heeft gehad.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 184