Op het einde van 1830 brak in de nieuwe residentie Baglen een
opstand uit, die geacht mogt worden een gevolg te zijn van den in
het laatst van Maart deszelfden jaars geëindigden „Javaschen oorlog."
Die opstand, hoewel hevig in den aanvang, werd echter door doel
treffende militaire maatregelen weldra bedwongen.
CochiüS bleef aldus het bevel voeren over het leger te velde, tot
dat hem, bij besluit van 10 October 1831, het kommando over het
„Observatiekorps" opgedragen werd.
Bij Koninklijk besluit van 9 Februarij 1832 N°. 80, kreeg hij
den titulairen rang van Generaal-Majooren in Maart 1835 werd
hem, voorloopig en in afwachting van 'sKonings nadere bevelen, het
kommando opgedragen van het Indische leger, ter vervanging van den
Generaal H. J. J. L. Ridder de Stuers, die, wegens ziekte, naar
Nederland terugkeerde.
Bij besluit van den Gouverneur-Generaal van 25 September 1835,
Lett, q, werd CochiüS benoemd tot Kommandant van het Indisch
leger; welke beschikking bij besluit van Z. M. den Koning dd. 19
November 1835, N°. 3, werd bevestigd.
'De oorlogen op Sumatra, in de Padangsche Bovenlanden, werden
voortdurend met afwisselende kansen gevoerd, en onze troepenmagt
was, ter oorzaken daarvan, van lieverlede aanmerkelijk versterkt ge
worden. Bonjol, dat als de hoofdzetel van de Padries duchtig ver
sterkt was geworden en door onze troepen berendwas herhaaldelijk
aangevallen, en één aanval, in December 1836, werd met groot verlies
aan onze zijde afgeslagen. Hiervan was het gevolg geweestdat officie
reu en soldaten, die, in de ongezonde vallei gelegerd, bovendien veel van
ziekten te lijden hadden, eindelijk den moed lieten zinken. De Generaal-
Majoor Cleerens, die te Bonjol het bevel voerde, beschreef onzen
toestand zelfs als hopeloos. Intusschen kon men Java niet nog meer
van troepen ontblooten, zonder de rust op dat eiland, den hoofdzetel
van ons bestuur, in gevaar te brengen. Onder deze allezins ongun
stige omstandigheden, werd de Gouverneur-Generaal de Eerens te
rade, om den Generaal-Kommandant van het Indische leger, als
Bevelhebber en tevens als Gouvernements-Kommissaris, bekleed met
uitgebreide magt, naar het tooneel van den oorlog af te vaardigen.
Bij de aanvaarding van die eervolle taak, nam Cochius slechts met