188 bivak, op beide oevers te betrekken; de kapitein met 71 geweerdragon- den bevond zich op den linker (noordelijken), de luitenant Harward met 35 geweerdragenden op den rechter oever der rivier, welke een breedte hoeft van ongeveer 37 M. Den 12den Maart 's morgens om vijf uur, werd het bivak op den linker oever plotseling door een groot aantal Zulu's aangevallen, die ongemerkt tot op een 50 M. het bivak waren genaderd; de verrassing was volko men; de manschappen hadden geen tijd om weerstand te bieden; do commandant en 59 man werden in korten tijd afgemaakt. De 12 overi gen konden zich, sommigen geheel zonder kleeding, zwemmende door de vlucht redden. liet gedeelte op den rechter oever, naar het schijnt op zijne hoede door een schot dat in den vroegen morgen gevallen was, stond onder de wapens, toen de aanval op den linker oever begon; de commandant liet het vuur openen, hetgeen echter niet kon beletten, dat een 200tal Zulu's de rivier overtrokkende luitenant Harward gelastte nu om terug te trekken op eene pachthoeve, op eenigen afstand achterwaarts gelegen en reed, na zijn paard gezadeld te hebben, spoorslags naar Luncberg. De sergeant Booth verzamelde na het vertrek van zijn commandant een twintigtal manschappen om zich heen en hield eenigen tijd stand om de vluchtelingen van den linker oever tijd tot ontkomen te geven, maar was spoedig genoodzaakt terug te gaan om niet afgesneden te worden. De Zulu's vervolgden hem over een afstand van ruim 4 K. M.door zijne wakkere houding en door van tijd tot tijd halt te doen houden en salvo's te doen geven, hield hij evenwel den vijand op een afstand, zonder een man te verliezen. Het detachement van den rechter oever verloor in het geheel slechts drie man, wel een bewijs dat do geleden verliezen alléén niet tot verkla ring van het voorgevallene kunnen dienen. Do luitenant Harward stond den 20stel1 Febr. 1880, ter zake van het voorgevallene, terecht voor den krijgsraad te Fort Napier, Pietermaritz- burg, en werd vrijgesproken. Den 13den Mei d. a. v. verscheen er evenwel een legerorder, handelen de over deze zaak, van Z. K. PI. den hertog van Cambridge, veldmaar schalk-opperbevelhebber van het leger, van den volgenden inhoud: „Voor een onlangs bijeengeroepen krijgsraad heeft een officier terecht gestaan beschuldigd van: 1°, verregaand plichtverzuim vóór den vijand, door op schandelijke wij-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 194