190
geschiedboeken vermeld, oil omdat de uitspraak van den krijgsraad dat
vertrouwen in den wortel aantast, acht ik het noodzakelijk mijne scherpe
afkeuring uit te spreken over het denkbeeld, dat tot deze uitspraak heeft geleid.
Het vonnis van dien krijgsraad aan het leger mededeelende, wenscht
de veldmaarschalk-commandant van het leger hier nog bij te voegen, dat
hij de handeling van den commandant der troepen ten volle goedkeurt
en zich geheel aansluit bij de denkbeelden, door dien officier kenbaar
gemaakt omtrent de opvatting van plicht, welke het gedrag van den
officier voor den vijand moet beheerschen en waardoor, naar hij vertrouwt,
de officieren steeds zullen worden geleid.
Deze order zal bij elk regiment van H. M. leger worden voorgelezen.
Het zal wel onnoodig zijn te vermelden, dat de bedoelde officier niet
lang meer in het leger gebleven is.
Batavia. n. N.
De vorming van een Fransch koloniaal leger.
In de Fransche Kamer van Afgevaardigden houdt eene permanente
commissie van 21 leden, zich onledig met de legerorganisatiezij heeft
het recht de ministers van oorlog en marine uit te noodigen om hunne
inzichten over de ontwerpen der commissie mede te deelende ministers
kunnen echter hunne ontwerpen zeiven aan de Kamer indienen. Die
commissie splitst zich in sub-commissieswaarvan er eene zich onledig
houdt met de koloniale armee. Yolgens de recruteerings- wet van 1872 is
de diensttijd bij de zee-troepen en de marine-korpsen 5 jaren actief en 2
jaren in de reserve. Ofschoon ruil met het leger vóór de indiensttreding
geoorloofd was, gaf deze bepaling aanleiding tot tal van reclames. In
1881 werd dan ook de werving met premiestelsel geopend en werd de wet
van 1872 slechts toegepast, voor zooverre de werving geene voldoende
resultaten opleverde. Van 1881 - 1883 ontwikkelde de Fransche
regeering eene groote werkzaamheidten opzichte van de organisatie
van de marine-troepen en de koloniale legers. Niet minder dan zes
ontwerpen bereikten de Kamer, doch konden hare goedkeuring niet ver
werven. In het wetsontwerp door de commissie ingediend, sprak zij als
haar oordeel uit, dat Frankrijk, bij het volgen van eene actieve kolo
niale politiek, twee legers moest bezitten, daar het hoogst gevaarlijk was,
met het oog op de mobilisatie van het Fransche leger, geheele korpsen
ter versterking van het koloniale leger te mobiliseeren, of de zoogenaamde
vierde bataljons derwaarts te zenden. Verder achtte zij het raadzaam om