191 de marine-troepen onder liet Ministerie van Oorlog te plaatsen in stede van onder den Minister van Marine, zooals sedert 1854 het geval was geweest. Deze laatste regeling had aanleiding gegeven tot veel wrijving tusschen de marine en de marine-troepen; de marine-infanterie-offieieren werden altijd achtergesteld bij de zee-offtcieren en zelfs te land kwamen de op- perofficieren der marine-troepen zelden tot een zelfstandig commando. De commissie wilde eene fusie van officieren en manschappen van het land leger met de officieren en manschappen van de marine-troepen, onder het Ministerie van Oorlog en rekende er opdat er onder de officieren van de landmacht altijd genoeg vrijwilligers zouden zijn, voor den dienst in de koloniën. Deze marine-troepen (infanterie en artillerie) zijn in normale omstan digheden voor 1/5 in de koloniën en voor 3/5 in Frankrijk. Yoor de bezetting van Algiers en de koloniën werd door de commissie eene permanente macht voorgesteld, geheel door vrijwillige dienstneming zoowel voor Europeanen als Inboorlingen, samen te stellen. Middelerwijl eischte de aanvulling der expeditionnaire troepen in Ach- ter-Indië de hulp van den Minister van Oorlog, zoodat de onvoldoende organisatie der marine-troepen weder in het licht trad. In de maand September a. p. diende de minister van oorlog, generaal Cam- penon, een wetsontwerp in betreffende de organisatie van de koloniale troepen en in het bijzonder van de troepen van Afrika, geheel op vrij willige dienstneming gegrond. Het ontwerp stelt de marine-infanterie onder het oorlogsministerie. In stede van het in Algiers liggende 19e armée- korps, zal een speciaal korps gevormd worden, waardoor de marine-infan terie met het Afrikaansche leger voldoende zullen zijn voor alle koloniale expedities, zonder dat men daarvoor aanvulling van het Fransche leger noodig heeft. Het nieuwe wetsontwerp heeft eene verhooging van het jaarlijksch budget van 10 millioen francs tengevolge. Bij decreet van den President der Republiek is een korps Tongkinsche tirailleurs opgericht, bestaande uit 2 regimenten infanterie a 3 bataljons van 4 compagnieën. De manschappen zullen uitsluitend bestaan uit Tongkineezen die, zooals reeds gebleken is, zich gaarne voor den krijgs dienst laten aanwerven de compagnie telt 242 manofficieren en onderof ficieren zijn gedeeltelijk Franschen, gedeeltelijk inboorlingende compagnie wordt geëncadreerd door 3 Eur. officieren, 2 lnl. officieren, 7 Eur. onder officieren en 8 lnl. onderofficieren. De huidige oorlog met China vordert echter nog steeds den steun van het continentale leger.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 197