H de Langsareezen, met al hunne versperringen en het verlies hunner versterking te Birum-Pontong, dusdanig onthutst, dat de-moedbijde vijandelijke partij niet zeer groot meer was. Zulks zou den bevelhebber spoedig blijken. Om den indruk vau dien marsch niet in het minst te doen verloren gaan, moest den vol genden morgen de aanvallende beweging worden voortgezet en werd daarom het navolgende voor den 14den Mei bepaald: Omstreeks 7 ure 's morgens aantreden, ten einde den marsch naar Langsar te vervolgen de 3C compagnie (De Yogel) voorhoede, de le compagnie (Yink) hoofdtroep, 1 peloton der 2e compagnie (Hardeman) achterhoede. De 2 overige pelotons der 2e compagnie blijven onder de bevelen van den compagnies-commandant te Blang-Boekit achter, om het bi vak aldaar te blijven bewaken en voor de bereiding van warm eten zorg te dragen voor de geheele colonne, die waarschijnlijk dien dag naar het oude bivak wederkeert. Het duurde den volgenden morgen tot 8 uur, alvorens de colonne zich in beweging stelde. Het terrein, waarop men thans kwam, was geheel open over eene breedte,' naar schatting van ongeveer 600 M. en aan weerszijden begrensd door zwaar begroeide kamp oogranden, waaruit, naar gelang de colonne voorwaarts schreed, achtereenvolgens eenige Atjehers behoedzaam te voorschijn traden met witte vlaggen, het teeken hunner begeerte naar parlementeeren. Het gevolg hiervan was, dat de majoor Meijer de troepen deed opsluiten in ééne pelotonscolonne, deze liet halt houden en voor zijn persoon, met den aan de expeditie toegevoegden assistent-resi dent De Scheemaker, vervolgens 200 M. zijwaarts van de colonne ging, om de Atjehsche parlementairs te geinoet te gaan en te spreken. Dit laatste gelukte en spoedig kwam de bevelhebber te weten, dat de zoogenaamd vijandelijke partij op 500 M. afstands van onze troepen, met een 300- tal mannen in deu kampongrand gereed stond, om ons aan te vallen eu voorts dat alle moeite te vergeefs scheen te zijn, om den broeder (van den Vorst), die zich aan het hoofd dier partij had gesteld, tot onderwerping over te halen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 20