220
jaar 1882 niets gedaan ter voorziening in den meer en meer toene-
menden treurigen toestand vau het kader.
1. Het nevenstaande staatje geeft een overzicht van het verloop
van het eur. kader over de jaren 18741883.
De regeering was zelfs doof gebleven voor een tal van goed
gemotiveerde voorstellen, want het legerbestuur had gedurende dien
tijd niet stil gezeten.
De kundige generaal De Nevebij wien hervorming van het mili
tair onderwijs op den voorgrond stond, had sedert 1875 gestreden
voor de verwezenlijking zijner denkbeelden, doch zonder resultaat.
Niettegenstaande de door hem aangevoerde goed gemotiveerde
gronden tegen de opleiding van officieren en kader aan ééne inrich
ting, mochten zijne voorstellen tot oprichting van eene kadettenschool
en eene afzonderlijke kaderschool geen genade vinden in de oogen
van den minister. Ja, in weerwil dier gronden, werd den last ge
geven een voorstel aan te bieden houdende eene regeling, waarbij
met behoud der korpsscholen, eene goedkoope opleiding van kader
werd verkregen, door daartoe de depot-bataljons te benutten; deze
op te richten kaderscholen moesten tevens dienen tot voorbereiding
voor hen, die later tot de militaire school te Mr.-Cornelis wensch-
ten te worden toegelaten. Dit was dus het resultaat van den strijd
gevoerd van 1875 tot einde 1878 tusschen den commandant van
het leger, den moest bevoegden beoordeelaar der nooden en behoef
ten van het Indisch leger, en den minister van koloniën, den uit
spreker van het veto, gesteund en voorgelicht door civiele ambtena
ren en Nederlandsche militaire specialiteiten
Het was de opvolger van generaal De Neve, de generaal Boumeester,
die, in voldoening aan den bovenbedoelden last, in het begin van 1880
een voorstel in dien geest deed, in hoofdzaak overeenkomende met
de in 1882 ingevoerde regeling. Door heen en weer vragen en toe
lichten, werd de invoering der kaderscholen nog vertraagd tot de tweede
helft van 1882.
De meer en meer treurige toestand van het kader, had ook in de
laatste jaren verschillende personen in het leger er toe doen overgaan,
in couranten en tijdschriften op dien toestand te wijzen en de mid
delen ter verbetering aan te geven. Onder deze laatsten was het