16
reeds weldra de Yorst yan Langsar, met een tal van volgelingen,
om, ten spijt van zijnen meer oorlogszuchtigen broeder, over de
voorwaarden van onderwerping te onderhandelen, dat intussclien niet
bijzonder vlot ging, vermits er nog dag mede gemoeid was,
alvorens beide partijen tot een vergelijk konden geraken.
Inmiddels was ons in den morgen van den 15den Mei een tweede,
zeer welkome gast verschenen en wel de luitenant ter zeeNijgh,die
ingevolge de tusschen den colonne- en den marine-commandant ge
maakte afspraakna het overwinnen van vele moeielijkhedende ge
meenschap tusschen de reede en de colonne had weten te herstellen.
Had genoemd zeeofficier het te water niet verder kunnen brengen
dan tot op een half uur gaans van ons bivakonder dekking van een
gering aantal matrozen had hij het er nu maar op gewaagdaan wal
te gaan en ons verder op te zoeken.
Den derden dag van ons verblijf op het derde bivakzwoer einde
lijk de Sultan van Langsar op den koran trouw aan het Nederlandsch
oppergezag, beloofde voortaan den „hassil" aan Nederland te zullen
betalen en wees ten slotte eene plek aan, alwaar de Ilollandsche
vlag onder het noodige ceremonieel kon worden geheschenwaaraan
weldra gevolg gegeven werd en met welke plechtigheid de eigenlijke
Langsarsche expeditie voor geëindigd werd verklaard.
In den nacht van den 18den Mei werd het laatste bivak verlaten
en kwamen wij na eenige wederwaardigheden (1) des namiddags we
der op de Boni terug, welk stoomschip de troepen in een paar uren
tijds op de „Devonhurst" bracht.
Het terugzien van de Boni, welke de soldaat in de Birum-rivier
met zooveel graagte verlaten had, wekte thans weder bij velen eene
aangename gewaarwording op, omdat in de laatste acht dagen te land
vrij veel misères geleden waren.
Ongemengd waren echter deze gewaarwordigen niet, doordien er
kort te voren vijf soldaten en dwangarbeiders plotseling waren over-
(1) Na eenen marseh door een bosch in een atikdonkeren nacht waarbij iedere
compagnie zich door een 10 tal obors deed bijlichten, scheepten de troepen zich des
morgens ten 5 ure inin de gereed liggende sloependiethans zooveel zwaarder
geladen, door daartoe te water gaande matrozen, soldaten en zelfs officieren over
de versperringen heen gedragen moesten worden.