224 kander gemeen. De te onderwijzen vakken loopen zoo zeer uit el kander, dat afzonderlijk onderwijzerspersoneel eene noodzakelijke be hoefte is. Men kan nu wel dezelfde officieren als onderwijzers in beide gevallen laten optreden, zooals dan ook tegenwoordig' geschiedt, maar zulks is ten koste van den beschikbaren tijd dier onderwijzers, een tijd welken zij zoo zeer ter voorbereiding, nazien van schriftelijk werk, enz. noodig hebbenen ten koste van de resultaten in beide gevallen. Men behoeft den uitslag der examens van de leerlingen der cursussen van de laatste twee jaren slechts te vergelijken bij dien van vroeger. Toch verdienen de onderwijzers allen lof voor hunne inspanning en de volharding in hun streven, want de hun opgelegde taak is te zwaar. Daarbij worden zij aanhoudend heen en weer bewogen tusschen de opvattingen, omtrent het meer of minder belangrijke der onder deden van hunne taak. Wat is hoofdzaak? De cursus of de kader- school? Een van beiden moet het zijn. Verschil in opvatting hier omtrent bij het onderwijzerspersoneel is niet onbestaanbaar, zelfs zeer waarschijnlijk. Persoonlijke voorliefde voor het een of ander heeft haar invloed. Ten slotte behooren voor beide soorten van onderwijzers verschil lende eischen te worden gesteld. Hoe is het mogelijk met zulke krachten een goed resultaat te ver krijgen. De practijk heeft de onmogelijkheid reeds aangetoond. Voor zooverre ons bekend, is bij den cursus en kaderschool te Willem I het onderwijzerspersoneel met een luitenant (van den troep) uitgebreid, zoodat aldaar twee luitenants belast zijn kunnen worden met het onderwijs op den cursus, zonder dat zij eenige bemoeienis hebben met de kaderschool. ad. 2. Het denkbeeld van den generaal De Neve, het oprichten van één kaderschool sterk 2 eur. en 1 inl. compagnie, benevens eene daaraan verbonden schietschool, het geheel onder commando van een hoofdofficier, is op het oogenblik, in verband met de daaraan ver bonden kosten, met het oog op de tijdsomstandigheden (alweer die tijdsomstandighedenvoor geene verwezenlijking vatbaar. Bij gemis van het goede moeten wij ons met het minder goede behelpen, en er

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 230