229 dan in het hierbedoelde bezwaar zijn voorzien. Bovendien brengt de laatste aanschrijving de opleiding tot adjudant onderofficier tot dezen gewichtigen graadhelaas, ook bij de korpsen terug. Al deze bepalingen wijzen er opdat de juiste beginselen omtrent vorming van kader er niet aan ten grondslag liggendan wel uit het oog zijn verloren. Tot vorming van kader dienen kader scholen. Maar die vorming omvat dan ook meer dan het klaarmaken voor een examen. Wij moeten echter eerlijk bekennen dat de resultaten der tegenwoordige kaderscholen in dit opzicht niet geheel bevredi gend zijn. Slechts een gedeelte van het kader van die inrichtingen verkregen, voldoet goed het andere deel geeft alras de bewijzen, dat de verkregen kennis slechts zeer oppervlakkig is, en wijst op eene gevolgde doch minder goede methodenamelijkklaarmaken voor het examen. Men wijte deze minder gunstige resultaten echter niet aan de ka derscholen, als zoodanig, en ook niet aan de directeuren dier in richtingen. De oorzaak schuilt elders. Het groote gebrek aan kader, dat eerst als een abnormalen toestand kon worden aangemerkt, doch hetwelk langzamerhand in een normalen is overgegaan, kan als eerste oorzaak worden aangemerkt. Dat groote gebrek toch, doet de vraag naar kader steeds toenemen. De drang, welke daarbij van boven komt, werkt zeer nadeelig op de werking der kaderscholen. In de werkelijkheid wordt het kader niet gevraagd van de direc teuren der scholen, maar van de commandanten der depot-bataljons, en voor deze, die, zooals wij boven reeds opmerkten, verantwoordelijk zijn voor alles wat de kaderscholen betreft, is het dus van belang te toonen dat: de machine goed werkt. Yan daar het verschijnsel, dat de directeur der school niet kan instaan voor al het kader dat bij elke gelegenheid wordt afgeleverdom de eenvoudige reden dat een gedeelte deelnam aan het eindexamen op last van den korpscom mandant wel is waarvoldeden zij ook aan het examendoch volgens het gevoelen van den directeur, waren zij nog niet behoorlijk gevormd. Dit gevoelen moet echter wijken voor het belang van den verantwoordelijken persoon. En het gehalte van dat kader? En het belang van het leger? Welke onnoozele vragen. Er wordt im- 1885, Dl. I. 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 235