17
leden en vijf anderen op het dek van het schip lagen te zieltogen door
het gebruik van verkeerde geneesmiddelen in stede van quinine.
Deze 10 menschen waren onder de bevelen van den luitenant Le
Bron de Yexela, wegens koortslijden, den vorigen middag naar de
Boni vervoerd geworden, om hen wat spoediger aan het bivakleven
te onttrekken en hadden, omstreeks een half uur vóór onze terug
komst aan boord, de bewuste medicijnen gebruikt.
"VVas met den tocht, gelijk deze hiervoren beschreven werd, de
Langsarsche zaak tot een goed einde gebracht, die van Modjopahit
had hoegenaamd geene bereddering van noodevermits de Yorstzoodra
de expeditionnaire troepen in Langsar voet aan wal zettenzich ge
haast had te berichten dat hij zich thans wel wenschte te onderwerpen.
De troepen konden dus na volbrachte taak huiswaarts keeren.
Yoor de le compagnie (Yink) was evenwel nog eene kleine excursie
bewaard en wel het tuchtigen van een paar kampongs in het Edische
voor deneenige dagen te vorenop den 2en luitenant der infanterie
Yan Palenstein Helderman gepleegden moord.
Toen echter de naar Oleh-leh terugstoomende „Devonhurst" nabij
Edi kwam, werd de voorgenomen kastijding, om ons onbekend ge
bleven redenen, gecontramandeerd en ontscheepten dientengevolge de
drie gezamenlijke compagnieën van het 8e bataljon infanterie in den
morgen van den 2len Mei te Oleh-leh, na eene afwezigheid van ze
ventien dagen uit hunne kampementen te Panteh-Perak en Berouw.
Uit al het voorgaande blijkt, dat de in Mei 1875 volvoerde tocht
naar Langsar, voor de Indische krijgsgeschiedenis eene nieuwe bijdrage
oplevert, hoe de Nederlandsch-Indische troepen in den regel weinig
van het vijandelijk staal, daarentegen veel van vermoeienis en andere
ontbering te velde te lijden hebben. Eene flinke daad was het in elk
geval van den bevelhebber, om de Birum-rivier te durven ingaan en
het er op te wagen, met 4 dagen vivres het geheel onbekende land binnen
te rukken. Eene andere flinke daad was het, om op den 13den Mei een
1885. Dl. I. 2