237
Die order zegt alleen dat het kader van alle landaarden de scholen
moest bijwonen. En het kader, ja zelfs enkele fuseliers, deze
laatsten vrijwillig, woonden de korpsscholen bij. Met welk resultaat
Zij werden op die scholen een weinig bezig gehouden, veelal door
inlandsche onderofficieren, de besten onder de slechten, die een weinig
lezen en schrijven kondenvan het geven van onderwijs kon echter
geen sprake zijn, daar zij, die als onderwijzers optraden, daartoe niet
de minste geschiktheid bezaten. Ja zelfs de officieren-onderwijzers,
die bij uitzondering met lust en ijver bezield waren, konden hierin
veelal geene verandering brengen, daar hun ijver hier stuitte op hun
gebrekkige kennis der Maleische taal. Men bedenke dat de jongste
luitenants doorgaans als onderwijzers op die scholen optreden.
Zoo waren de korpsscholen, en zoo zijn ze nog tegenwoordig.
Yoorzeker kan het als eene goede zijde der kaderscholen worden
aangemerkt, dat zij ook in dit opzicht de gewen schte verbeteringen
zouden aanbrengen.
Als beginselen werden aangenomen: opleiding bij de kaderscholen
en het geven van bewijzen van eenige ontwikkeling, alvorens tot een
graad te worden toegelaten. Die beginselen zijn juist.
Bij het samenstellen van het reglement, waarbij reeds als eisch
om bij de kaderscholen te worden toegelaten gesteld werdhet le
zen en schrijven der Maleische taal in het Latijnsch letterschrift
had men echter geen rekening gehouden met de onmacht der korps
scholen in dit opzicht.
De boven gevolgde redeneering ten opzichte der eur. fuseliers (zie
ad 4) aan wie men den eisch kon stellen dat zij de bewijzen gaven,
in hun jeugd reeds het een en ander geleerd te hebben, gaat ten
opzichte van Inlanders niet op. De Inlanders, die in het leger ko
men hebben in hun jeugd in den regel geene scholen bezocht. Wil
het leger dus Inlandsch kader hebben, dan behoort het de daartoe
meest geschikte personen eene volledige opleiding daartoe te geven.
Het betrekkelijk Koninklijk Besluit wees dan ook de kaderscholen
daartoe aan. Een gedeelte van die taak werd echter, en zeer ten on
rechte, bij A. O. 1882 n°. 62 aan de nieuwe korpsscholen opgedragen.
Zooals wij reeds opmerkten, de nieuwe korpsscholen waren als
de oude, en nu bleek ook ten duidelijkste hare onmacht.