248 een raadsel. Aan duidelijkheid laten zeer zeker enkele zinsneden van den Minister ook te wenschen over; wat is b. v. eene stelling waarmede men den vijand meer nadeel kan toebrengen? Hoe moe ten wij begrijpen, dat wij eene positie verlieten (kiezen die door de ondervinding gebleken is beter te zijn, dan degene die wij innamen? Ook wij gelooven dat het innemen van eene beperkte stelling eene noodzakelijkheid werd, omdat de Regeering niet tot uitbreiding van het leger wilde overgaan. De troepenmacht te Atjeh toch trekt de beste elementen van het leger tot zich en de aanvulling dier troepen desorganiseert de veldtroepen van het geheele leger. Wij zijn het met den Minister eens, dat er moeilijk sprake kan zijn van eene nederlaag, daar waar wij het oogenblik van terug trekken zelf bepaalden, maar, wat erger is, wij geven door onzen terugtocht het bewijs onzer onmachtdit klemt te meer, als wij ons herinneren, dat nog niet lang geleden (Augustus 1883) de gouv.- gen. 's Jacob, tijdens zijn bezoek te Atjeh, bepaalde, dat zoolang de omstandigheden zooals zij toen waren voortduurden, noch tot inkrimping van grondgebied, noch tot vermindering der troepen macht zoude worden overgegaan. (Javasche-Courant 24 Aug. 1883). Het is ons volmaakt onverschillig hoe de Atjeher over ons terug trekken denkt de Maleijer kent slechts de technische term: lari, voor zulk eene retrograde beweging maar in het geheel niet onver schillig is voor ons de blijvende indruk, welke die terugtocht op het leger maakt en met het oog daarop vinden wij dien terugtocht ontijdig. Maar de ontijdigheid is het groote euvel waaraan de Atjeh- politiek steeds heeft mank gegaan en zoo is die politiek zich zelve consequent gebleven. Wij weten nu dat het „terrein en de omstandigheden" een over wegenden invloed gehad hebben op de jongste wisseling, dat de nieuwe stelling uiterlijk den len Maart geheel gereed en alle daar buiten liggende posten (met uitzondering van enkele zeeposten) opgeheven zullen zijn en dat zij de bezetting (hoe groot die bezetting zal zijn laat de Minister in het midden en ook de kamerleden roeren dit punt niet aan) volkomen in staat zal stellen, om eiken aanval terstond af te weren. Lieb Vaterland magst ruhig sein 2. De benoeming van generaal-officieren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 254