249 Het Y. Y. zegt daaromtrent De M. v. A. luidt hieromtrent als volgt: De heer Kielstra komt op dit punt bij de debatten terug en zegt Met het oog op de jongste generaais-benoemingen in Nederland, komt ons deze wensch zeer billijk voorwaarom uitsluitend den chefs van het wapen der genie en der artillerie den generaalsrang wordt toegedacht,' ontglipt aan ons bevattingsvermogen. Toch had- Yolgens de bestaande bepalingen worden de generaals door den Koning benoemd bij keuze uit de kolonels der verschillende wapens. Intusschen werd opgemerkt dat in de laatste tien jaren nog nooit een generaal is benoemd uit het wapen der genie. De drie kolonels der genie, die achtereenvolgens voor den generaalsrang gepasseerd werden, hadden allen hooge onderscheidingen genoten. Blijkbaar zijn zij alleen voorbijgegaan, omdat men hen niet als troepen-officieren beschouwde; doch desniettemin bleef ten hunnen opzichte de schijn van achteruitstelling bestaan. De vraag werd gedaan, of het niet raadzaam ware, het Koninklijk besluit met den feitelijken toestand in overeenstemming te brengen en de kolonels der genie van bevordering tot generaal-majoor buiten hun wapen uit te sluiten. Zij konden dan althans niet meer in hunne billjjke aanspraken worden tekort gedaan. De formatie van het wapen der genie kon tevens in dien zin worden gewijzigd, dat de officieren bij dat wapen zelf den generaalsrang konden behalen. Kende men den ohef van het wapen der genie en ook dien der artillerie den rang van generaal-majoor toe, dan zou men ook voor de functie van legerbevelhebber meer keuze hebben dan tot dusver. Yan andere zijde werd intusschen het gevoelen verdedigd, dat het beter ware de bestaande bepalingen onveranderd te behouden, daar het ontwikkeld bezwaar alleen de toepassing daarvan betrof; de mogelijkheid der benoeming van een generaal uit het wapen der genie was toch ook thans reeds niet uitgesloten. Eerstdaags zal hier te lande een voorstel van den Gouverneur-Generaal ontvangen worden betreffende den rang dien de chefs van de wapens der genie en der artillerie bjj het Indisch leger behooren te bekleeden. In- afwachting dat hp in de gelegenheid zal zijn van dat voorstel kennis te nemen en het te overwegenmeent de Minister zich te mogen onthouden van eene beantwoording der nopens dit punt in het Yoor- loopig Yerslag ontwikkelde beschouwingen, waarop intusschen bij de bedoelde over weging door hem zal worden gelet. Daar ik mij verplicht gevoel van mijne zijde mede te werken om de discussiën zooveel mogelijk te bekorten, zal ik mij ditmaal bepalen tot het maken van eenige kantteekeningen op hetgeen door den Minister in zijne Memorie van Beantwoording is medegedeeld. De toekenning van den generaalsrang aan kolonels van de artillerie en de genie* wanneer men meent deze voor de generaalsbetrekkingen, welke volgens de bestaande organisatie bestaan, te moeten overslaan, is het eerste punt. Met veel genoegen vernam ik van den Minister, dat voorstellen dienaangaande verwacht worden. Ik hoop dat zij een gunstig onthaal zullen vinden bij den Minister, want op de in het Yoorloopig Yerslag aangevoerde gronden acht ik dit inderdaad in 's lands belang.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 255