251
Hier wordt eene quaestie ter sprake gebracht, waarover het ons
moeilijk valt een oordeel te vellen, daar het ons ten eenenmale on
bekend is hoe die verhouding bepaald is. De Instructie van den
Commandant van het Leger is geheimwaarom, is ons onbekend. Gaarne
hadden wij echter door den Minister aangetoond gezien, dat de om
standigheid, dat tusschen den Gouverneur-Generaal en den Comman
dant van het Leger de Algemeene Secretarie en de Raad van Indië
staat, geen inbreuk kan maken op de in 's Lands belang zoo noodige
samenwerking.
4. Gemis aan ivettelijke regeling van de rechten der officieren.
In het V. V. lezen wij
De M. v. A. licht dit als volgt toe:
Wanneer men overweegt, dat de Gouverneur-Generaal is de verantwoordelijke per
soon voor de handhaving van het gezag in Nederla'ndsch-Indiëvoor de bewaring
van rust en orde, dan geloof ik dat het zeer moeilijk, ja onmogelijk zou zijn om in
bijzonderheden te beschrijven hoe in elk geval de Gouverneur-Generaal zal moeten
handelen met het geven van bevelen.
Wat de verantwoordelijkheid zal noodig maken is niet vooraf en onder alle omstan
digheden te voorzien. Door dit te willen doen, zoude men de verantwoordelijkheid
niet meer intact latenhetgeengeloof ikwederom zou leiden tot schade van het
algemeen belang.
Ik acht eene afbakening der verantwoordelijkheid van den Gouverneur-Generaal
dus onmogelijktrouwens, bij samenwerking tusschen den Gouverneur-Generaal en
den leger-commandant, en als beiden van de verantwoordelijkheid van eerstgenoemde
doordrongen zijn, kan daaraan ook geene behoefte bestaan.
Bij verschillende gelegenheden is gebleken van willekeurige toepassing van be
staande bepalingen, die bij het Indische leger veel ontevredenheid hebben verwekt.
Ook daarom meenden sommige leden er bij vernieuwing op te moeten aandringen
dat de rechten der officieren van het Indische leger bij de wet zouden worden ge
waarborgd, evenals krachtens art. 58 der Grondwet ten opzichte der officieren van
het Nederlandsche leger geschied is.
Ten gevolge van de ontbinding der Kamer zijn de stukken betreffende de zaak van
den kapitein Kley, die door den Minister waren overgelegd, teruggezonden. Men
verzocht den Minister, die stukken nogmaals aan de Kamer te willen mededeelen.
Wanneer de bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur gestelde regelen om
trent de bevordering het ontslag en het op non-activiteit stellen van de officieren
van het Indische leger soms niet goed zijn toegepast, is dit niet toe te schrijven aan
willekeur, maar aan eene verkeerde interpretatie der gegeven voorschriften. Eene wette
lijke regeling zou natuurlijk geen waarborg geven tegen verkeerde interpretatiën. Die wor
den het best voorkomen door onvolledige redactiën te verbeteren en daarop legt de Regee
ring zich toe. De ondergeteekende hoopt de in het vooruitzicht gestelde wijziging van de art.
26 en 27 der verordening van 1860 Indisch Staatsblad n° 27) eerlang tot stand te