- 252 De heer Kielstra: De Minister repliceert Opmerkelijk is voorzeker dat, terwijl er in het V. V. sprake is van de rechten der officieren van het Indische leger, dit woord stil zwijgend vervangen wordt door de regeling van de positie der of ficieren. De Min.- v. Kol. maakt zich zeer gevat van deze quaestie af door de bewering, dat er geen wetsontwerp kan noodig zijn om het bewijs te leveren, dat het Opperbestuur geen willekeur verlangt. Wat mag de reden toch wel zijn vragen wij ons zeiven af, dat deze voor de officieren van het Indische leger zoo belangrijke quaestie, welke bij den loop der potitieke gebeurtenissen, wel eens in de toe komst eene levensquaestie voor hen zou kunnen worden, steeds tegenkanting ondervindt bij alle Ministers van Koloniën De wettelijke regeling van de positie der officieren zou toch geen lastpost op de begrooting vormenOf zou het ook wezen dat men beducht was voor de consequentiën, dat n. 1. wanneer zij tot stand kwam, ook de burgerlijke ambtenaren op eene wettelijke regeling hunner positie zouden aandringen Wij kunnen dit niet aannemen, want de positie van beiden loopen brengen het overleg te dier zake met de Indische Regeering en met andere Depar tementen gevoerd, is eerst onlangs beëindigd geworden. Aan den wenschder Kamerom de stukken betreffende de zaak van den kapitein Kley nogmaals ter inzage te bekomen zal voldaan worden. Een derde punt is de quaestie in hoever wettelijke bepalingen noodig zijn omtrent de positie van de Indische officieren. De Minister meent dat er van willekeur tegen woordig geen sprake kan wezen, maar dat er alleen quaestie kan zijn van verkeerde interpretatie van bestaande voorschriften. Die opvatting is eenigszins rooskleurig, maar de vraag is of ze juist is. De unanieme uitspraak dezer Kamer in de bekende quaestie van den kapitein Kiev moet tot eene andere conclusie leiden. Mijne onder" vinding van twintig jaren bij het Indische leger heeft mij meermalen doen zien, dat er bij het leger wel willekeurig gehandeld is. Yele officieren verlaten zoodra zij hun diensttijd volbracht hebben, den dienst, omdat zij zich niet langer aan die willekeur wenschen te onderwerpen. Nu zal eene regeling van de positie der Indische officieren bij de wet voorzeker aan alle willekeur geen einde maken, maar zij zal ten minste dit voordeel hebben, dat de wettelijke regeling aan de officieren het bewijs zal leve ren dat de Regeering, voor zoover het in haar vermogen is, geen willekeur wil. Verder beweert men, dat regeling van de positie der officieren bij het Indische leger noodig zou zijn, om het bewijs te leveren, dat het Opperbestuur geen willekeur verlangt. Ik geloof echter niet, dat een wetsontwerp kan noodig zijn om dat bewijs te leveren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 258