253
hemelsbreed uit elkaar. De eenige wettige reden welke het Op
perbestuur kan aanvoeren, om deze zaak op de lange baan te
schuiven is deze, dat de behoefte aan eene wettelijke regeling dezer
quaestie nog niet gebleken is. (Art. 59 der Grondwet). En kan
de Volksvertegenwoordiging voor dit motief bukken, waar zij te ver
geefs aandrong op verhooging van de pensioenen der officieren die
in 1879 gepensionneerd werden, en na hare uitspraak in de zaak-
IUey
5°. Herziening van de grondslagen van het weduwen- en weezen-
fonds der Indische officieren.
In het V. V. wordt hierover gezegd:
De M. v. A. licht dit punt als volgt toe:
De lieer Kielstra dringt nader als volgt op die herziening aan:
Het wordt werkelijk tijd dat de grondslagen waarop dit fonds be
rust herzien worden. Men heeft toch verzuimd in de vette jaren
voorraadschuren te vullen voor de magere, m. a. w. geen reserve
fonds gevormd, maar het voordeelig saldo op het einde van het jaar
eenvoudig beschouwd als overwinst en daarnaar de eontributiën
voor het volgende jaar verminderd slechts werden mindere bedragen
Zou het niet raadzaam zijn om, evenals voor de weduwen- en weezenkas der
officieren van de Nederlandsche landmacht is geschied, de grondslagen van het
weduwen- en weezenfondB der Indische officieren aan eene nauwkeurige beoordeeling
en herziening te onderwerpen De achteruitgang van dat fonds toch is, naar men
meende, onbetwistbaar, en wordt slechts gedekt door eene aanhoudende stijging der
van de officieren gevorderde contribution; 'deze zijn thans reeds, vooral voor de
gepensionneerde officieren, niet zonder bezwaar, en kunnen moeilijk eene verdere
belangrijke verhooging ondergaan.
Voor de stijging der eontributiën aan het militair weduwen- en weezenfonds in den
laatsten tijd zijn zeer goede redenen aan te wijzen, maar het valt niet te ontkennen,
dat de instabiliteit van die eontributiën een nadeel is waaraan het wenschelijk zou
zijn eep einde te maken. Het komt dan ook den Minister wel raadzaam voor te on
derzoeken of door eene andere regeling der grondslagen van het fonds meerdere sta
biliteit van de eontributiën zou kunnen worden verzekerd.
De Minister zegt en ik verheug mij daarin dat het hem „raadzaam" voorkomt
te onderzoeken of door eene andere regeling der grondslagen van het fonds meerdere
stabiliteit van de eontributiën zou kunnen worden verkregen. Ik hoop dat de Minis
ter dit onderzoek spoedig niet alleen raadzaam, doch „dringend noodig" zal achten;
wat in het Yoorloopig Verslag omtrent den toestand van het weduwen- en weezenfonds
wordt gezegd, is, geloof ik, niet overdreven.