260 De Indische officier voor wien de gelegenheid tot geestesarbeid in Nederland ontegenzeggelijk beter dan in Indië is (men vergelijke maar eens de Indische met de Nederlandsche korps - en garnizoens bibliotheeken) kan in Nederland aan schietschool en geweerwinkel zijne militaire kennis uitbreiden, meer gestadig deelnemen aan cur sussen in krijgs - en belegeringsspel en in ieder garnizoen nagenoeg, in cavalerie-manéges leeren rijden, terwijl ter andere zijde, de Neder landsche officier in Indië gelegenheid erlangt, met het practische oorlogsleven kennis te maken. Wel is waar wordt niet altijd eene even goede keuze gedaan, en ziet men ouder anderen nu weer de detacheering bevolen van twee Indische luitenants, die op te gevorderden leeftijd tot 2c,e luitenant wer den benoemd, om na hunne detacheering nog vele diensten van hen te mogen verwachten, terwijl te gelijker tijd van het Nederlandsche leger overkomen 2 kapiteins, respectievelijk oud 42 en 46 jaar, be nevens 3 luitenants, die nog maar kort geleden uit Indië terug kwamen, doch die gevallen, waarbij men geneigd is te denken aan bevordering der belangen van de personen, eerder dan aan die van den dienst, bewijzen niet het minst, dat, in algemeenen sinde wederzijdsche detacheering niet voor beide legers heilzaam zoude zijn. De meening dienaangaande is trouwens èn in Indië èn in Neder land zoo eenstemmig, dat de goede strekking niet nader behoeft bewezen te worden. Het Indisch leger toch heeft zich daartoe slechts te binnen te brengen het roemrijk aandeel, dat de gedetacheerde officieren van het Nederlandsche leger in de Indische oorlogen hebben, terwijl het Ne- landsche leger het voordeel niet voorbij ziet, dat het thans meer dan honderd officieren bezit, die den vuurdoop hebben ondergaan. Dit alles is te danken aan do wederzijdsche detacheering en daar om: help schragen die detacheering, moet het zijn, ook die van jonge Indische kapiteins, voor wier indeeling in Nederland ten opzichte der oudere luitenants, zeer wel een correctief aanwezig is en laat ons voorts, officieren van beide legers, die zonen zijn van éénzelfde Vaderland, één Koning en één Vaandel dienen, te groothartig zijn, om tegenover anderen die buiten het leger staan, zelfs den schijn aan te nemen, alsof do officier van het eene leger aan. zijnen kame-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 266