267 schatchef. Want waarheid blijft het, dat Frankrijk 50 jaren noodig had om zoo ver te komen als liet nu is en dat daarvoor duizenden en weder duizenden menschenlevens en milliarden francs zijn noodig geweest. En evenmin geschiedt dit door de aanhaling uit Léo Quesnel, die neerkomt op eene zeer vage voorspelling van 't geen in de toekomst, omtrent .Frankrijk's geschiktheid tot koloniseeren zal worden gezegd. Trouwens is dit niet de vraag, maar wel of wij te Atjeh kunnen en moeten doen, wat Frankrijk gedaan heeft in zijne nieuwe departementen Constantine, Algiers en Oran. De Indische oorlogen van deze eeuw zijn allen op dezelfde wijze gevoerd, zegt X. Bepaald onjuist. Ik heb het tegenovergestelde bewezen, door mede te deelen hoe Michiels op Sumatra's Westkust oorlog voerde, en hoe de overste Hendriks, een veteraan uit den Padrie-oorlog, sprak over branden en verwoesten. En wat betreft den Java-oorlog veroorloof ik mij totdat zal bewezen zijn, dat de generaal De Koek zijn heil zocht in branden en vernielen zooals dat na 1874 in Atjeh [3] is aangemoedigd, vast te houden aan 't geen door den generaal Yan Swieten is gezegd, en door wijlen den generaal De Steurs in eene in het Tijdschrift voor Xederlandsch- Indië van Februari 1882 opgenomene memorie is bevestigd, zoomede aan 't geen mij door een ander oud-soldaat uit den Java-oorlog is medegedeeld. Zeker, de Opperbevelhebbers hebben hunne onderge schikten niet aan een touwtje, en wanneer men het er op toelegt schandalen op te sporen zal dit wel gelukken [4]. Maar hij die dit doet, met het doel om aan te sporen tot navolging, instede van ze zooals zij verdienen, aan de kaak te stellen, zal het leger zeker geen dienst bewijzen, evenmin als de generaal Booms dit gedaan heeft, toen hij in zijn verhaal van den veldtocht in Klein-Kabylië in 1851, zonder een woord van afkeuring, mededeelde hoe deFran- schen daar te werk gingen, en dit trachtte te verschoonen, door te wijzen op de wreedheden der Kabylen, alsof iedere oorlog, die met onnoodige wreedheid gevoerd wordt, geene aanleiding geeft tot nog gioo- tere wreedheid van de tegenpartij, vooral wanneer deze onbeschaafd is. (5) Overigens is één ding zeker, n. 1. dat wij, zelfs nu nog bij onze oorlogen in den Indischen Archipel, de begrippen van humaniteit veel minder ter zijde stellen dan de Franschen, die altijd den mond vol

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 273