271 ten minste wat betreft de eerste, die tusschen de bevolking van Frankrijk en Nederland, nog al eens schijnt te zijn, daar hij haar een hors d'oeuvre noemt. Maar toch zegt hij, mis! oorlogen heb ben altijd dat met elkander gemeen, dat ze de worstelingen zijn van twee partijen, van twee krachten. Yolkomen juist, even juist als dat de olifant en de muis gelijkslachtig zijn, omdat beiden zoog dieren zijn. Daar de I. P. zich nooit beroemde op zijn meesterschap over de taal; het bovendien blijkt dat X. zijne bedoeling zeer goed begrepen heeft, en hij er volstrekt geen lust in heeft om te twisten over eene bijzaak, wil hij X. gaarne het genoegen doen, te erken nen, dat hij zich niet zeer taalkundig heeft uitgedrukt. De generaal Booms deed dat beter, toen hij zeide niet te willen treden in eene vergelijking tusschen de verovering van Algérië en Atjeh, en daar bijvoegde: vergelijking die trouwens in de meeste opzichten zou mank gaan. Wat X. zegt van de categoriën waarin de oorlogen moeten ver deeld worden, en 't belang dat de Indische officieren hebben, bij het bestudeeren van die welke in zijne tweede categorie vallen, n. 1. die tegen onbeschaafde volken, in welke slechts van de eene zijde met eene geregelde krijgsmacht wordt geageerd, waaronder die der Fran- schen in Algérië behoort, en wat hij zegt over den haat der Ma- homedaansche tegen de Christenvolken, waarom het voor ons van belang is na te gaan hoe andere koloniale (ik cursiveer) mogendheden (onder welke X. ook Frankrijk met betrekking tot Algérië schijnt te verstaan, al dient hij te weten dat de generaal Booms ten rechte zegt dat dit wingewest geene eigenlijke kolonie is) bij het voeren van oorlog tegen de eersten zijn te werk gegaan, klinkt zeer fraai. Ongelukkig echter komt er eene maar bij. Deze is, dat wij, wan neer wij weten hoe andere koloniale mogendheden oorlog voer den, moeten beginnen met ons zeiven af te vragenmaar hebben wij de macht om in onze O. I, bezittingen te werk te gaan zoo als de koloniale mogendheid Frankrijk in haar wingewest, 1* dag stoomens van Marseille heeft gedaan, en zijn de resultaten daar verkregen zoo schitterend, dat wij ze moeten stellen, boven die welke ons ten deel vielen, door den weg te volgen voorheen met zulke gunstige uit komsten door ons ingeslagen En wanneer wij dan zien, dat Frankrijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 277