272 -
50 jaren van taaie volharding(ik gebruik de woorden van X.)
heeft noodig gehad, om met opoffering van eenige milliarden francs,
en tienduizenden levens van landszonen, het zoo ver te brengen,
dat de kosten van leger en zeemacht, noodig tot het in bedwang
houden van het veroverde land, met een deel der kosten verbonden
aan het onderhoud en daarstellen van communicatie middelen, nog
altijd voor rekening van den veroveraar komen, en de inwendige
toestand der nieuwe departementen nog altijd zoo is, dat, 't is reeds
eens gezegd, zelfs de meest optimistische schrijvers over Algérië er
kennen, dat eeue vermindering der krijgsmacht treurige gevolgen
zoude hebben, dan zullen waarschijnlijk de meesten onzer tot de
overtuiging komen, dat het grootste nut hetwelk uit het bestudeeren
der geschiedenis van de verovering van Algérië, door ons kan wor
den getrokken, moet gezocht worden in het feit, dat wij er uit
kunnen leeren, wat wij bij het voeren van oorlog in onze koloniën
zooveel mogelijk moeten vermijden.
Dat de I. P. een vriend is van 't eenhoofdig militaire bestuur,
en waarom hij dat is, heeft hij meermalen en ook in den aan
vang van dit opstel gezegd. Maar dat men, om de voordeelen van
dat bestuur in 't licht te stellen, Algérië tot voorbeeld kan nemen,
ontkent hij. Waarom? Alweder omdat daar de toestanden ge
heel anders zijn dan hier in Indië, zoo anders zelfs, dat er in Al
gérië veel minder sprake is geweest van een dualisme tussclien
militairen en ambtenaren, dan van een strijd tusschen de eersten
en de Europeesche kolonisten, van af het oogenblik dat de laatsten
zeker gewicht in de schaal begonnen te leggen, zulks vooral omdat
de Arabische bureaux de kolonisatie met een vijandig oog beschouw
den, en van hen het denkbeeld uitging van een Arabisch Konink
rijk in den vorm van een Fransch kamp, met uitsluiting van alle
Europeanen niet militairen-, een denkbeeld door Kapoleon III over
genomen in zijn schrijven van 6 Februari 1863, waarin hij zeide
,,L' Algérië n' est pas une colonie proprement dite, mais uu royau
„me Arabe".
Toen in 1857, de debatten voor het hof van Assises te Oran
gehouden in het proces van den kapitein Doineau, die er slechts op
voorspraak van de Keizerin het leven afbracht, hadden aan het