276 - het den generaal De Wimpfen, afdoende voordeelen te behalen, echter niet zoo afdoende, dat Mercier niet, op bladz. 57 van zijn boek, kan zeggen, dat in 1880 een groot deel van den stam der Ouled-Sidi- Sheiek van welke Si-Sleman de chef was, zich nog niet had onder worpen. Dat de voorstanders der uitbreiding van het burgerlijk gezag, van den opstand van 1864 gretig gebruikt maakten om de voortreffelijk heid hunner meening te bepleiten, laat zich begrijpen. Hunne tegen standers waren niet gelukkig geweest, en waren dat ook niet in de volgende jaren. In 't voorjaar van 1866 vernielden sprinkhanen den reeds niet veel beloovenden oogst in de Teil. Daarop volgde eene epidemie, en in 't volgende jaar eene geweldige droogte, die alle hulpbronnen uitputte en de inboorlingen tot wanhoop bracht. De kolonisten en de pers voorspelden hongersnood tegen den volgenden winter. Maar de militaire autoriteit, volkomen handelende, zoo als meermalen en zeer ten rechte is verweten aan 't civiel gezag hier in Indië, (1) wilde niet dat zoude getwijfeld worden aan hare wijsheid en doorzicht. Een dagblad van Algiers werd veroordeeld wegens het verspreiden van onrustbarende berichten, en daarna deed men niets dan afwachten, en hopen op de toekomst, totdat men in De cember onzacht werd wakker geschud. De veestapel der bevolking was reeds lang verkocht of ten gevolge van ellende omgekomen; het weder was koud en regenachtig, voedsel ontbrak. Een deel dei- bevolking, daartoe nog in staat, zocht hulp bij de kolonisten en Eu- ropeesche bevolking der steden. Daar vertoonden zich de bewoners van 't zuiver militair gebied, zooals de bewoners van 't zuiver burgerlijk gebied zich wel eens in Indië vertoond hebben ongelukkig, bleek, vermagerd, ter nauwer- nood bedekt met eenige lompen, want hunne burnous waren sedert lang verkocht of verpand om voedsel te koopen, de lijken der over ledenen laugs den weg achterlatende, alle andere banden dan hunne gemeenschappelijke ellende verbroken hebbende, den walgelijksten afval verslindende, en stervende wanneer men hen wilde helpen, omdat het brood niet meer konden verdragen, dat hen zou redden. (1) Eene overeenstemming die zich laat verklaren, doordat menschen, tnetisclien blijven, 't zij zo burgerkleeding dragen, of versierd zijn met eene militaire uniform.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 282