286
Indische regeering met zijne beschouwingen zouden instemmenwas hem
niet bekenddoch het was te verwachtendat althans van het leger
bestuur bezwaren zouden worden gemaakt. Yan zijn tijdelijk verblijf op
Java maakte de generaal Pel dus gebruik om de machthebbenden voor
zijne verdere plannen te winnen.
Is in dit alles iets tegenstrijdigs? Ik zie dat niet in!
Laat ik bij deze gelegenheid opmerken, dat de generaal Pel zijn pro
gramma ontwikkelde den 30" April 1875, en dat dus Uwe opmerking
(blz. 198) dat de toenmalige majoor Yan Zijll de Jong een dergelijk
plan „reeds" in hoofdtrekken had aangegeven in „Het Vaderland" van 19
October 1875 dus bijna een half jaar later onjuist is. Het schrijven
van Pel kan wèl invloed hebben uitgeoefend op dat van Yan Zijll de Jong,
maar het omgekeerde is vierkant onmogelijk; de data wijzen het uit.
Gij meent (blz. 198) dat ik met minachting op dagbladen en brochures
neêrzie, en vraagt, of ik tijdschriften hooger stel?
"Wij komen hier aan eene quaestie, die moeilijk in het algemeen te
beantwoorden is. Uwe „Open brieven" aan Borel b. v. heb ik indertijd
met belangstelling in de Locomotief gelezenen die belangstelling zou
precies dezelfde geweest zijn als zij dadelijk in het Indisch militair tijd
schrift of waar ook verschenen waren.
Dat is slechts eene quaestie van vorm. Ik schat dagbladen en tijd
schriften beiden niet laag; ook in de eerste schreef ik nu en dan.
Dochover 't algemeenheb ik een hekel aan anonymiteit. Waar
men een wetenschappelijk onderwerp bespreektkan anonymiteit niet
afkeurenswaardig, zelfs somtijds nuttig zijn. De „Oud-soldaat" had meer
invloed dan de 2° luitenant Stieltjes gehad zoude hebben. Maar zoodra
men komt op onderwerpen van persoonlijken aard of feiten verhaalt,
is anonymiteit verkeerd, omdat een anonymus niet mag rekenen op on
voorwaardelijk vertrouwen in zijne geloofwaardigheid.
Een voorbeeld. Het Indisch Militair Tijdschrift bevatte in den aanvang
van 1883 een belangrijk overzicht van de expeditie naar Samalanga.
Ware dit overzicht onderteekend geweest, had ik dus de zekerheid gehad
dat de schrijver door persoonlijke aanschouwing of door de betrekking die
hij bij de expeditie bekleedde volkomen geloofwaardig was, dan had ik van
zijne mededeelingen gebruik kunnen maken om, in de beschrijving van
den Atjeh-oorlog, bij het verhalen van sommige détails van de officieelc
bronnen af te wijken. Hu mocht ik dat niet doen, omdat ik geene enkele
reden had, de juistheid der rapporten van generaal Yan der Heijden en