289
hebben gestemd. Het was geenszins mijne bedoeling, een „meestertoon
te voeren"; integendeel, zoowel mijne voordracht in het Indisch Genoot
schap als evenbedoeld opstel, beide even belangeloos als Uwe geschriften
gegeven, hadden slechts tot strekking, door wrijving van denkbeelden
licht te verschaffen. Het is overigens, ook in mijne vroegere geschriften
steeds mijn streven geweest om hoffelijke discussiën te voeren en, vooral,
alle quaestiën van personen buiten sprake te laten; zoodra men scherp
wordt, doet men, naar mijne meening, beter zijn opstel ongedrukt te laten.
Juist omdat ik geen meestertoon wensch aan te slaan, die ook naar
mijne eigene meening mij niet toekomt, heb ik mij er van onthouden
om b. v., in de Beschrijving van den Atjehoorlog, in eene beoordeeling van
de handelingen van den generaal Yan Swieten te treden. Dit is mij nu
wel weer van andere zijde (door een belangstellend patriot) ten kwade
geduid, maar men kan het niet iedereen naar den zin maken en dient
te handelen zooals men het 't beste acht. Ik wenschte te geven een
onopgesmukt, onpartijdig overzicht der feiten.
"Wat de patrouille-order van den kolonel Haus betreft, inderdaad zijt
Gij dienaangaande niet juist ingelicht. Het is waar, toen de kolonel
zich, vóór zijn vertrek naar Atjeh te Batavia bevond, stelde de leger
commandant hem eene vroegere patrouille-order ter hand, „die hem mis
schien, bij het nader regelen der patrouillediensten, te pas zoude kun
nen komen." Maar zij is niet te pas gekomen door de m. i. ten eenen-
male verkeerde inzichten van den civielen Gouverneur, die, ondanks de
door kolonel Haus aangevoerde bezwaren, zijn wil doordreef. Hoe de pa
trouille-order werkelijk is ontstaan, is door den minister De Brauw in
1883 naar waarheid aan de volksvertegenwoordiging medegedeeld.
Haar het mij voorkomt, is het in de eerste plaats aan die patrouille
order te wijten, dat de verkregen rust, al was die dan nog niet volko
men en al heerschte er hier en daar nog onveiligheid, weder verloren
ging en de in 1879 geëindigde oorlog op nieuw kon ontbranden. De
generaal Yan der Heijden of moet ik zeggen de tegenwoordige kolonel
Geij van Pittius, die het stuk opstelde heeft in zijne nota over den
vorm van bestuur in 1880 duidelijk voorspeld, wat de gevolgen zouden
wezen wanneer men niet in de eerste plaats, met behulp der militaire macht,
orde en veiligheid handhaafde of, waar zij nog niet voldoende aanwezig
waren, vestigde.
De Heer Pruijs van der Hoeven meende dat men slechts tot pacificatie
kon komen door organisatie van het inlandsch bestuur, maar vergat, dat
alle poging tot pacificatie ijdel moet zijn wanneer men hen die ons gezag