DE GESCHIEDENIS VAN DE NED. VESTIGING OP DE WESTKUST VAN NIEUW-GUINEA. Hoewel in 1826 door de reis van Z. M. brik Dourga, onder den luit. ter zee D. H. Kolff, naar de westkust van Nieuw-Guinea, ge bleken was, dat van eene vestiging der Engelsclien aldaar gelijk bij gerucht was verspreid geen sprake was, achtte desniettemin de Gouverneur van de Molukken, toen Merkus, het van groot belang die kust voor goed in bezit te nemen, ten einde ook in de toekomst aan de Engelschen te beletten zich daar neder te zetten. Daartoe was echter ingevolge art. 6 van het Londensch tractaat van 1824 de Koninklijke machtiging noodig. Het mocht Merkus gelukken deze te verkrijgen tot inbezitneming van de westkust van Hieuw Guinea van Kaap de Goede Hoop (Jamoeseba) tot kaap Valsch of verder zuidwaarts. De Indische Regeering liet verder aan den Gouverneur de vrijheid op de kust een klein établissement op te richten, wanneer zulks volstrekt noodzakelijk werd geacht. En Merkus achtte zulks blijkbaar noodig, want aan den door hem benoemden regeerings-commissaris, de gewezen le commies A. J. Van Delden, die met Z. M korvet Triton en den kolonialen schoener Iris naar Nieuw Guinea werd gezonden, droeg hij o. m. op, in overleg met dèn kapitein-luitenant ter zee J. J. Steenboom, commandant van de Triton, eene gezonde plaats uit te kiezen waar eene sterkte kon worden opgericht. Aan boord van genoemde schepen bevond zich het detachement dat deze sterkte zoude bezetten; het bestond uit den 2L'n luitenant 1885, Dl. I. I Getrokken uit: Nederlandsch Nieuw Guinea en de Papoesche eilanden. His torische bijdrage. 1500—1883, door A. liaga, kolonel. Uitgegeven door liet Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. 20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 307