308
terugkeerde, iu het commando over het fort te zijn opgevolgd, ten
minste in de maand Mei, dus na het overlijden van Godron, arri
veerde genoemd officier te Merkusoord en met hem de 2e luit. der
art. L. H. De Man en de adjudant-onderofficier dd. officier Douwes.
Ter vervanging van Godron vertrok de chirurgijn 3° klasse J. Kops,
den 21en Juli met de Iris van Amboina. Den len Juli kwam de
Iris te Merkusoord. Omtrent den toestand van de bezetting en van
het fort wordt door den graaf Carlo Yidua de Gonzano, die zich
aan boord van de Iris bevond, het volgende aangeteekend iu diens reis
verhaal: „Des avonds gingen wij aan land en vonden dat de com
mandant van het Fort, de Adjudant en meer dan 20 soldaten ziek
waren." Ka van de talrijke sterfgevallen melding te hebben gemaakt,
zegt de schrijver:
„De toestand dezer menschen boezemde mij medelijden in. Drie
„of vier honderd mijlen van Amboina verwijderd, zonder eenige on
dersteuning, in een land dat niets voortbrengt, welks inwoners op
„den laagsten trap van beschaving staan en de grootste verraders
„zijn, wagen het de manschappen der bezetting niet het fort te
„verlaten. Op 100 schreden afstand van het fort begint een digt
„woud, dat alle bergen, vlakten en naburige eilanden bedekt.
„Het fort is klein en niets dan een dubbele rij van palissaden
„met acht batterijen voor geschut en acht kanonnen.
„Dag en nacht wordt er met de grootste omzichtigheid wacht
„gehoudenDe bezetting bezit weinig dieren, heeft geen kul-
„tuur en geene andere provisies, dan die welke van Amboina ge
bonden worden."
„Het land is schilderachtigalles is boschrijk."
De Iris bracht bij hare terugkomst te Amboina op den 14on Juli
183.0 het bericht mede, dat de gezondheidstoestand iets beter werd,
en hierin vond mennaar 't schijnt, aanleiding de bezetting van Du
Bus maar weder eenigen tijd aan haar eigen lot over te laten, want
eerst den 12™ Mei 1831 vernam men te Amboina weder iets van
Merkusoord.
Daar had men intusschen op den 12en September t. v. eene ont
moeting ter zee gehad met een ons vijandig gezind hoofd van de
negorij Lamakka, Lakafany genaamd.