332
Besl. dd. 28 Jan. 1882 No. 13 (1) stelt echter vast„Aan het hoofd
„van het leger in Nederlandsch-Indië staat een Luitenant-Generaal
„met den titel van Kommandant van het Leger en Chef van het
„Departement van Oorlog in Nederlandsch-Indië."
"Wij kennen in Indië dan ook geen voorbeelden als de vier jongste
ministerie-vormingen in Neerland bieden. Zou een de Roo van Alder-
werelt in Indië, een Sprenger van Eijk in het leger tot het hoogste
ambt geroepen zijn? Men beschouwe het feit zonder de personen.
Het begrip „luitenant-generaal, commandant van het leger" moet meer
afgescheiden zijn van het begrip „Chef van het departement van oorlog."
Die Chef moet zitting hebben in den Raad van Indië als er onder
werpen, zijn departement betreffende, behandeld worden, zooals
de Ministers in de beide kamers (Grondwet Art. 89).
Zal het dan nog mogelijk zijn, dat een stelsel van onderwijsre-
geling, in 1875 door een leger-commandant ontwikkeld, waarin schei
ding van onderwijs noodzakelijk heet en eene betere aanvulling van
het officierskorps aangeboden werd, in 1882 verminkt en verwrongen
tot een Kon. besluit leidt, dat niets weergeeft van zijn oorsprong, de
Neêrlandsche hoofdcursussen evenals de Kon. Mil. Academie in vrede
laat rusten en het incompleet vermeerdert.
De nieuwe regeling der Mil. school staat, zegt men, in verband
met de besluiten voor Neerland. Gedeeltelijk is dit waar, zij streeft
deze in enkele vakken ter zijde, doch in Indië moeten de eischen
toch een Indisch kleed behouden, taal, geschiedenis, militaire vakken
enz. nog men toch niet aan Neerland opofferen. Maar waarom wor
den dan de adspiranten in Neerland officier zonder een jota van dat
alles te weten? Moeten de instellingen in Neerland, die wel Indi
sche officieren leveren, niet meer rekening houden met de inzichten
van een generaal De Neve, dan die in Indië, welke nooit Neêrland
sche officieren vormen, met de meening van een Minister van Oorlog.
Men verwacht alles van het leger, men gunt het niets. Zelden
werden hooger eischen aan onze troepen gesteld dan in de laatste
tien jarenzelden werd het oordeel van kundige legerhoofden zoo
veronachtzaamd, zelden de belangen van ons leger zoo verwaarloosd,
zelden zijne verdiensten zoo miskent als in dit tijdperk.
(1) Gouv. besl. dd. 14 April 1882 No. 4. Alg. O. 1882 No. 36.