335 De M. v. A. licht dit als volgt toe De heer Kielstra: De heer Rutgers van Rozenburg: krachtsinspanning mocht vereischt worden, weder de kern eener legermacht bezitte, die in alle opzichten uitmuntend is te noemen. Het Indisch leger heeft op het oogen- blik meer behoefte aan verbetering in den aangegeven zin, dan aan uitbreiding zijner formatie of verbetering zijner militaire instellingen. Sedert het jongste Koloniaal Verslag gesteld werd, zijn geen nadere voorstellen van de Indische Regeering ontvangen tot uitbreiding van de legerformatie. De Minister deelt ten volle in de meening der leden, die van oordeel zijn, dat het Indisch leger op het oogenblik meer behoefte heeft aan rust en oefening dan aan uitbreiding der for matie. De concentratie onzer stellingen in Groot-Atjeh zal ongetwijfeld aan die rust en oefening ten goede kunnen komen. Intussehen gaat de Regeering voort alle bereikbare middelen tot bevordering van de werving van Europeanen in het werk te stellen. Nieuwe maatregelen om de voor- deelige voorwaarden van dienstneming bij het Indische leger zooveel mogelijk alge meen bekend te maken, zijn nog onlangs genomen. De Minister zegt, dat de Regeering voortgaat alle bereikbare middelen tot bevor dering van de werving van Europeanen in het werk te stellen. Ik kan slechts den wenscli uiten dat de maatregelen, die werden beraamd, tot een goed resultaat zullen leiden; wanneer die maatregelen goed zijn, zal ook een gunstig resultaatniet uit blijven, nu zooveel mannen in de kracht van hun leven in ons vaderland beschikbaar zijn en naar een nuttigen werkkring uitzien. Maar voor het geval die maatregelen geen voldoend resultaat mochten opleveren, dan acht ik het niet overbodig de aan dacht te vestigen op de Amboneesche soldaten, wier aanwerving niet genoeg kan worden aanbevolen, want de Amboneesche soldaat staat nagenoeg met den Europeeschen gelijk. Door de vooruitzichten van de Amboneezen te verbeteren en o. a. hiertoe kaderseholen op te richten, zal men eenigszins tot het verkrijgen van meer Ambo neezen medewerken. Toen verleden jaar en twee jaren geleden de voorgangers van dezen Minister het plan te kennen gaven, om het incompleet van het Europeesch element te compenseeren door een overcompleet van het inlandsch element, is daarover afkeuring uitgesproken door tal van militaire deskundigen, op grond dat de inlander, hoezeer een uitstekend element in het Indisch leger, als een accessoir van liet Europeesch element, waarop hij steunen kan, met uitzondering van den Ambonees, weinig waard of onbruikbaar is, als hij zonder te kunnen leunen op den Europeaan, zelfstandig moet optreden. Dit heeft aanleiding gegeven tot de vraag in het Yoorloopig Verslag, of de Minister mede van plan was de formatie van het inlandsch element alleen uit te breiden. Maar de Minister schijnt die vraag niet goed begrepen te hebben, want ik mag niet aannemen dat hij zich hield, alsof liij haar niet begrepen heeft. Hij antwoordde eenvoudiglijk, met genoegen gezien te hebben, hoe men in de af deelingen van oordeel geweest was, dat uitbreiding van de formatie van het Indisch leger minder aanbeveling verdiende dan verbetering van de hoedanigheid. Maar van uitbreiding van de formatie in het algemeen, was in de sectiën niet gerept, noch in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 341