886
De Mv. K. antwoordde hierop
De heer Rutgers van Rozenburg
goedkeurenden noch in afkeurenden zin, wel van de voorgenomen uitbreiding van de
formatie van het inlandsch element alleen, waartegenover zou staan inkrimping op
den duur van het Europeesch element; wel gerept van het handhaven van de bestaande
formatie pro forma en de compensatie van het Europeesch incompleet met het te
scheppen overcompleet van het inlandsch element.
Omdat nu de Minister dit niet heeft begrepen, herhaal ik de vraag: wat zijn 's
Ministers plannen ten aanzien van het incompleet zoo even genoemd? Denkt
hij ook door het aanwerven boven de formatie van inlanders dat incompleet te
compenseeren?
Ook ik acht bevordering van het dienstnemen door Amboneezen noodig, en weet
zeker dat deze meening door de Indische Regeering gedeeld wordt.
De geachte afgevaardigde uit Amsterdam, de heer Rutgers van Rozenburg, heeft
de vraag herhaald, die zijns inziens niet voldoende beantwoord washoe de Regeering
denkt over de vervanging van de Europeanen door inlanders in het Indische leger.
Ik ben van meening, dat de bestaande verhouding tusschen Europeanen en inlanders
in dat leger niet moet worden verbroken. Men kan het getal Europeanen niet ver
minderen om inlanders in de plaats te stellen. Iets anders was het in een tijd
waarin Europeanen ontbraken, inlanders te nemen om in het tijdelijk gebrek te gemoet
te komen; maar er moet naar gestreefd worden, en dat wordt ook gedaan, om het
aantal Europeanen niet kleiner te maken en niet in de noodzakelijkheid te zijn hen
tijdelijk te vervangen door een gelijk of grooter aantal inlanders.
Niet omtrent alle quaestiënzoo even door mij geopperd en zij waren dan ook
misschien onbescheiden talrijk had ik 't geluk een antwoord te bekomen. Omtrent
die betrekkelijk het incompleet van Europeanen in het Indisch leger heeft de Minister
intusschen tot mijn genoegen verklaard, dat het zijn streven was dat incompleet te
herstellen. Maar aan die mededeeling hebben wij niet genoeg, zoolang Zijne Excel
lentie er niet bijvoegtwelke middelen hij denkt aan te wendenwelke "wegen hij
denkt in te slaanom zijn streven verwezenlijkt te zien.
Op het oogenblik heerselit in den lande eene groote werkeloosheid; en de onder
vinding heeft geleerd, dat die immer in dezelfde reden stond met den lust om zich
te laten aanwerven voor het Indisch leger.
Gelijk mede in het Yoorloopig Verslag gedaan is, vraag ik daarom aan den Mi
nister: wat doet gij tegenwoordig om de werving te bevorderen? In dat Verslag was
zelfs een middel aangegeven, namelijk het publiceeren in verschillende dagbladen van
de gunstige voorwaarden van dienstneming bij het Indische leger; doch de Minister
heeft een ontwijkend antwoord gegeven, hierop neerkomende, dat hij, doordrongen
van het gewicht der zaak, nieuwe maatregelen genomen had of dacht te nemen.
Ik wenschte nu wel te vernemen welke die nieuwe maatregelen zijnen zoo zij
genomen zijnwelke vruchten zij reeds hebben afgeworpen. Heeft toch de Minister
er nog geene vruchten van geziendan veronderstel ikop grond der ervaring dat bij
hcerschende werkeloosheid wel overwogen maatregelen nooit onvruchtbaar bleven
dat zij ditmaal niet genomen zijn.