338 worden met 7 off., 93 Eur., 114 Amboineezen en 56 Afr. en Inl. van het le bat. tijdelijk in de Z. en 0. Afd. van Borneo, benevens 5 offic.226 Europ.89 Amb. en 236 Inlanders, welke niet voor den dienst beschikbaar waren, wegens ziekten, evacuatiën, expiratie van dienst of ongeschiktheid voor den velddienst. Sedert zijn van Atjeh teruggekeerd: het 10e bataljon ter sterkte van13 off., 76 Eur. en 195 Inlanders en het lle bataljon ter sterkte van 9 off., 161 Eur. en 309 Inlanders. Wij onthouden ons van verdere commentaren. En liet geneesmid del tegen deze chronische kwaal Algeheele scheiding van de veld- bataljons en de garnizoens-infanteriehet voeren van een overcompleet bij de v,eld-bataljons, zoodat zij steeds op volle formatie-sterkte, die waarlijk niet te ruim berekend is, kunnen uitrukkenuitbreiding der depot-bataljons, opdat zij aan hunne veelsoortige taak kunnen voldoen, zonder dat daartoe de veld-bataljons behoeven gedesorganiseerd te worden. Zeker is daartoe verhooging van de sterkte van het leger noodig, en indien, trots alle inspanning, geen voldoend aantal Euro peanen te vinden is, wat wij voorshands nog betwijfelen, dan kan men met volle gerustheid Amboineezen in compensatie nemen, wier vermeerderd aantal wel nimmer aanleiding tot bezorgdheid zal geven alleen zal daarmede eene uitbreiding van het aantal Amboineesche compagnieën gepaard moeten gaan. Reeds zoo dikwijls is op dit aanbeeld gehamerd, dat wij, om niet te uitvoerig te worden, ons hier tot deze enkele aanteekening bepalen. 7e De reorganisatie van den generalen 'stuf. In het Y. Y. lezen wij Meermalen is in verschillende geschriftenook door officieren van den Indischen generalen staf zeiven, duidelijk aangetoond dat met de tegenwoordige organisatie het doel, met de oprichting van den staf beoogd, niet kan worden bereikt; dat men, wan neer op eenig punt (buiten Atjeh) onlusten mochten uitbreken en eene expeditie ver- eischt werd, volkomen even onwetend omtrent de toestanden in 's vijands land zou zijn als wij in 1873 in Atjeh waren. Gaarne nam men aan dat de thans bij den staf geplaatste officieren belangrijke diensten bewijzen, gelijk door den Minister bij de be handeling der Indische begrooting voor 1884 is verklaard, doch niet de geschikt heid van het personeel is in twijfel getrokken, wel het voldoende van hun aantal. Ernstig meende men er op te moeten aandringendat de generale staf op ruime schaal georganiseerd worde, zoodat hij in staat zij alle diensten te vervullen, welke daarvan moeten worden verwacht, Bij elke expeditie is eene goede en tijdige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 344