349 met verlof in Nederland zijnde, waarschijnlijk geene roeping zouden gevoelen om zich in een verbanningsoord als Harderwijk te laten opsluiten en de wet, zoomede de Indische verordeningen, niet toela ten om gepensionneerde Indische officieren weder" in activiteit te heistellen, tenzij in Indië, en in Nederland slechts in tijd van oorlog en gevaar. Bij de discussiën werd door den heer Kielstra de verdediging van Indië tegen een buitenlandschen vijand als volgt ter sprake gebracht Waarschijnlijk omdat dit punt buiten het kader der gewisselde schrif- turen lag, ontving de lieer Kielstra op deze vraag geen bescheid ten minste uit de „Verslagen van de Handelingen der Staten-Gene- raai" is ons daarvan niets gebleken. Toch zal men bij den strijd op koloniaal gebied tusschen de Groote Mogendheden, den buitenlandsclien vijand niet langer als eene mythe kunnen beschouwen. In het V. V. werd der Eegeering dan ook waakzaamheid aanbevolen, ten aanzien van de vraagstukken welke zich ten opzichte van koloniaal bezit voordoen, en de M. v. A. zegt, dat de Eegeering hare aandacht op dit punt gevestigd houdt. Wij hopen met den heer Kielstradat daarvan een gevolg zal zijn, dat eindelijk eens een einde gemaakt wordt aan de 1885, Dl. I. 23 Ten slotte nog eene vraag, die buiten liet kader der gewisselde schrifturen ligt, maar die ik tocli liever niet achterwege hond, namelijk hoe het nu staat met de plannen tot verdediging onzer Indische bezittingenspeciaal van Java, tegen een Europeeschen vijand. Ik kan niet aannemen dat van die defensie geheel wordt afgeziendit is trouwens nooit van de zijde der Regeering verklaard, maar het is een feit, dat er op geheel Java op dit oogenblik geen enkel verdedigingswerk tegen een aanval van een buitenlandsclien vijand bestand is. Het is een feit, dat de hoofdstad open en bloot ligt, terwijl wij den vijand den aanval zelfs gemakkelijk gemaakt hebben door den aanleg der niet verdedigde haven van Tandjong Priok. Zegt men nu, dat die haven verdedigd moet worden door de marine, dan herinner ik er aan, dat de marine daarvoor niet berekend is. Reeds sedert 1861, toen de generaal Van Swieten het vroegere stelsel terecht afkeurde, is de zaak hangende gebleven. Men heeft aan de elkaar opvolgende legereommandanten adviezen gevraagd, doch niets gedaan. In- 1861 is dat oude stelsel verworpen, doch men wacht nog altijd op het nieuwe. Mij dunkt dat aan alle overwegingen eenmaal een einde moet komen, want het Indisch leger dient eindelijk eens te weten waarvoor het bestemd is. Is het bestemd om den eventueelen aanval van eenen buitenlandsclien vijand af te slaan, dan behoort het ook in de gelegenheid gesteld te worden om aan die bestem- ming te kunnen beantwoorden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 355