356 -
Nederlanders, in Algérië eene les zullen nemen in de kunst om koloniën
te besturen! (12)
Op den opstand van 1881, die werd voorafgegaan door krijgsver
richtingen tegen de Ouled-Sidi-Sheick van 3 873 1875; een oproer
in de oasis El Amri ten zuiden van Oonstantine, dat, nadat een
eerste aanval der Franschen was mislukt, en versterking uit Oon
stantine onder den generaal Carteret was aangekomen, na een bom
bardement van twee dagen op den 28 April 1876 werd beteugeld;
een oproer in de Aurès in Mei 1879de razzia der Ouled-Sidi-Sheikh
tegen de bevriende stammen van Brézina in December 1879; en
onrustige bewegingen op de grenzen van Tunis in het laatst van 1880,
kom ik later terug. Hier zij het genoeg aan te teekenen, dat de
voorgenomen krijgsverrichtingen tegen Tunis, onder de inlandsche
bevolking van Algérië eene nieuwe hoop deden ontstaan op verzwakking-
der krijgsmacht bestemd om haar in bedwang te houden, en af
werping van het gehate juk, en dat, toen zij in het zuiden van Oran
naar de wapenen greep, groote onrust viel op te merken in het de
partement Algiers, en een dergelijk verschijnsel zich ook voordeed
in de provincie Oonstantine.
Hij, die het voorgaande met aandacht heeft gevolgd, en tevens
niet volkomen vreemd is aan hetgeen vóór en onder Bugeaud en
ook nog later gebeurde, ziet spoedig in, dat, hoe noodzakelijk een
eenhoofdig militair bestuur te Atjeh ook moge zijn, Algérië moeielijk
kan worden gesteld als voorbeeld om dat te bewijzen. "Wordt dit
gedaan, dan mag daartegen met grond worden aangevoerd:
1°. dat opstanden [X. vergeve mij dat ik 't woord en dat nog wel
in 't meervoud gebruik, maar ik doe niets anders dan 't voorbeeld
te volgen van den genl. Booms, die o. a. gewaagt van opstanden en
dat nog wel nieuwe opstanden in de Babors en in het zuiden van
Oran, na het bezoek des Keizers in 1865], even goed voorkwamen
onder militaire als onder civiele gouverneurs;
2°. dat die opstandenzoodra zij van zeer belangrijken aard
warensamenvielen met eene aanmerkelijke vermindering dei-
krijgsmacht in het wingewest, dan wel met ondernemingen die de
hoop konden doen voeden, dat dergelijke vermindering zoude plaats
hebben, (13) en