357 3°. dat, zelfs wanneer het onder 1°. en 2°. vermelde niet had plaats gevondeneene vergelijking tusschon het Fransche civiel personeel in Algérië en het onze in Neêrlandsch-Indië niet opgaat, omdat uit alles blijkt, dat het eerste nooit voor zijne taak is opgeleid, en er daarom ook nooit voor is berekend geweest, zoodat het [X. vergeve mij dat ik het zeg] evenmin met onze ambtenaren mag vergeleken worden, als het meerendeel der Pransche officieren, met die van ons Indisch leger. Of het civiel bestuur in Algérië al dan niet voldaan heeft, komt er overigens voor ons in Indië zeer weinig op aan, omdat Algérië aan de overzijde der Middellandsche zee geene eigenlijke kolo nie is, en Nederlandsch-Indië in 't verre oosten wel, d. w. z. (ik waag mij nog eens aan de uitdrukking) omdat men te doen heeft met ongelijkslachtige grootheden. Yolgens X. is eene beperkte stelling eene afwijking van het denk beeld oorlog. Waarom? Voert men, wanneer eene beperkte stelling wordt aangevallen en men deze verdedigt, geen oorlog? Maar zij is ook ondoeltreffend, zegt de geachte schrijver. „Ondoeltreffend." Alvorens dit te kunnen zeggen, dient men toch eerst te weten wat het doel is. En wanneer dit, zooals het te Atjeh was, is het op den vijandelijken grond bouwen eener versterking, zoodat de vijand ziet dat het voor altijd is [zooals de Spanjaarden zien dat de Engelschen voor altijd te Gibraltar zijn] en men aan die voorwaarde voldoet, er bijvoegende, ik zal mij niet naar het binnenland laten lokken, is dan het doel niet getroffen? Ongelukkig heeft X. die de ouderen van dagen ten laste legt, dat zij geen recht begrip hebben van den oorlog in Algérië, de geschiedenis van dien oorlog zelf niet goed gevat. Ware dit niet het geval, dan zoude hij begrepen hebben, dat de Franschen na de verovering van Algiers, in dezelfde fout vervielen als die welke wij begingen, nadat werd afgeweken van het oorspron kelijke stelsel van afwachten en standhouden. Zij breidden name lijk hunne beperkte stelling, die evenals die van Spanje in Marokko en die van de Engelschen te Gibraltar had kunnen bepaald worden tot het bezetten van Algiers en eenige kustplaatsen, zoo uit, dat zij te groot werd voor eene beperkte stelling, en dientengevolge zwak werd, evenals de onze te Atjeh na ons vooruitdringen vooral in 1878 en 1879. En toen daarbij nog allerlei fouten kwamen, die de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 363