361
die steeg tot 11000 man, om een stukje grond te veroveren van nog
geen tien G. M. oppervlakte (met den H. P. gerekend) dan zou dooi
de wijze waarop dit geschiedde, de verbittering des vijands niet zijn
gestegen tot zulk een paroxisme van woede, dat die 11000 man
niet te veel zouden zijnom te behouden hetgeen wij door ons
voortdringen verkregen, en zeker op verre na niet voldoende voor
de verovering van Atjeh, zooals X. die wil. Of heeft hij een an
deren maatstaf, dan de genoemde 11000 man? Zoo haaste hij zich
die- mede te deelendaarbij niet vergetende dat in December 1884,
niettegenstaande toen ruim 7000 man te Atjeh waren, de verbinding
met Gleh Kambing van den 4den tot den 26stcn was afgesneden.
Of de Franschen in Algérië, zooals X. zegt, nooit zoo dwaas zijn ge
weest om den vrede te proclameeren weet ik niet. Maar wel weet ik,
dat Bugeaud in het laatst van 1843 Algérië ten onder gebracht en den
oorlog geëindigd verklaarde (14). Wel weet ik, dat men op bladz. 48
van „Onze tijd", jaargang 1852, kan lezendat Bugeaud zich verbond
't klinkt na al het later gebeurde zoo vreemd, dat ik zeer twij
fel aan zooveel zelfmisleiding bij den man van wiens doorzicht door
zijne vereerders zoo hoog wordt opgegeven zoodra Kabylië zou zjjn
ten onder gebracht (ontwapend) om alle Fransche troepen te zullen
ontslaan, daar hij verzekerde alsdan in staat te zullen zijn, om rust
en orde alleen met de Zouaven en de Spain's te zullen handhaven.
Wel weet ik dat de hertog van Aumale in zijn stuk over de Zouaven,
Revue des deux mondes15 Maart 1855, verklaart, dat Bugeaud
Algérië bevredigd en bijna geheel veroverd achterliet. En wel weet
ik, dat de Franschen in 1871 Algérië zoo goed bevredigd achtten,
dat zij bjjna 't geheele leger naar Frankrijk riepen, daartoe aan
gemoedigd door de Algerijnsche Franschen, die niet ophielden, het
Comité der nationale verdediging te bezweren geen soldaat in
Afrika te latendaar zij zich zeiven zouden kunnen beschermen.
De verschillen zijn, naar ik meen, niet heel groot. Utopiën daar,
en utopiën hier.
In den Atjeh-oorlog is er bij onze tegenpartij nooit een aanvoer
der geweest, slechts in de verste verte te vergelijken met Abd-el-
Kader, schrijft X. Is dat, wanneer men het verschil in toestanden
in aanmerking neemt, wel zoo volkomen zeker?