Mustapha-ben-Ismaël werd genoodzaakt zich aan hem te onderwer
pen, maar trok zich, niet erg vertrouwende op de toegeeflijkheid van
den Emir, toch terug naar Tlemcen om die plaats voor de Pranschen
te bewaren; de Cheick der Angads, die mede het onderspit delfde,
werd door den bondgenoot der Pranschen ter dood veroordeeld; en
Si-el-Arabi stierf, na herhaalde malen te zijn overwonnen, als diens
gevangene. Niet lang daarna was de Emir door de gratie der Pran
schen meester in de geheele provincie Oran, met uitzondering van
de kustplaatsen Oran, Arzeu en Mostagenem, de eerste op den
17 Augustus 1831, de tweede op den 3 Juli 1833, en de derde op
den 29 Juli 1S33 door de Pranschen bezet, en de Mechouar van
Tlemcen, 130 K. M. in het binnenland, die door Mustapha steeds
voor de Franschen werd behouden, waarvoor zijne Douairs, Turken
en Kouloglis in 1836, met stokslagen, roof, en verdrijving zoo prachtig
beloond werden, als in een vorig opstel is vermeld. Dit alles was
echter nog niet genoeg. Er moest nog meer gebeuren. Trézel, die in
de eerste helft van 1835 in de provincie Oran in de plaats van
Desmichels was getreden, liet zich ren gevolge van te groote minachting
des vijands, op den 27 Juni 1835, nadat hij reeds den vorigen dag-
een gevoelig verlies had geleden, op den terugtocht naar Arzeu,
aan de Macta, in eene hinderlaag lokken, waarbij hij 500 man verloor,
en zoo geslagen werd, dat zonder Lamoricière, die eenige honderden
van de sedert den 16" te voren weder aan de zijde der Pranschen
strijdende Douairs (15) terugbracht, Oran niet meer over land zou
hebben kunnen bereikt worden. Dit échec moest gewroken worden,
en Clauzel, die Drouet D'Erlon op den 8 Juli 1835 als Gouverneur-
Generaal had vervangen, zou dit doen, door zich met den hertog van
Orleans met eene macht van 11000 man, waaronder de Douairs en
de Smélas, van Maskara meester te maken, en daar een Beij aan te
stellen. Maskara werd dan ook werkelijk op den 5 December bereikt
en ledig bevonden, maar twee dagen later, zonder dat aan de opdracht
was voldaan, weder verlaten, omdat de hertog van Orleans ziek was
geworden, en het geheele leger werd noodig geacht om hem naar Oran
terug te brengen. Abd-el-Kader, daardoor aangemoedigd, nam die
gelegenheid te baat om de 750 trouwe bondgenooten der Pranschen
die de Mechouar (Citadel) van Tlemcen verdedigden aan te vallen, en
363