396
derd, voorzeker behoort de administratie der militaire Justitie", edoch de
spoed, waarmede die arbeid moest worden begonnen en voltooid, kon
nooit met de behoorlijke juistheid van waarnemingen, bij het ontwerpen
van goede wetten benoodigd, gepaard gaan. De ondervinding heeft dan
ook geleerd, dat juist die overhaaste snelheid van handelen een wetboek
heeft voortgebracht, dat reeds in zijne wording werd beschouwd als te
zijn een misgewas. Met hoeveel spoed de Commissie vermeende den haar
opgedragen arbeid te kunnen voleindigen, kan o. a. blijken uit een
advies door de heer Moorrees,een overigens bekwaam man, Voorzitter
der Commissie van Wetgevingaan den eersten President van het Hoog
Gerechtshof gegeven waaruit wij de navolgende woorden citeeren„En
dit geval doed zien, hoe hoognoodsakelijk is eene spoedige daarstelling
van een militair wetboek. Jaals ik mij niet verbeelde in staat te zijn
om den Vorst binnen 14 dagen een wetboek voor de landmagt en voor de
zeemagt aan te bieden so goed, als ik het maken kan." (pag. 28).
Is het wonder dat onze militaire wetgeving, bevattende eene bloote
compilatie van vroegere wetten meest van Franschen oorsprong, met den
meest mogelijken spoed bij elkander tot eene codificatie vervat, thans
meer dan vroeger gebleken is ten allen deele te zijn verouderd, vicieus,
en met den geest van den tegenwoordigen tijd ten eenenmale onbestaanbaar.
Wel is waar heeft eene partiëele herziening bij Kon. besluit van 13 Oct.
1882 n°. 26 (Ind. Stbl. 1883 n°. 54) het strafstelsel eenigermate verbeterd,
doch er blijven nog zoovele gebreken aan de militaire wetboeken kleven
dat slechts eene algeheele en radicale hernieuwing der wetboeken de
militaire wetgeving kan baten. Die urgentie blijft dus bestaan trots die
partiëele herziening.
Nu er eenige verbeteringen aan het vermolmde gebouw onzer Militaire
Wetgeving zijn op te merken, hopen wij dat het niet bij die enkele en
eenige reparatie, door gemeld besluit te weeg gebracht, zal blijven.
Hoe gaarne wij ons met de andere beschaafde natiën DuitschlandFrank
rijk en België in eene nationale Militaire Wetgeving hadden willen
verheugen, (1), kunnen wij voorloopig toch dankbaar zijn voor de aller
gewichtigste verbeteringen die ontegenzeggelijk bij genoemd Kon. Besluit
in het thans nog bestaande Militaire Strafstelsel zijn aangebracht en
welke bestaan, deels door tal van vragen af te snijden of op te lossen, die
(1) Duitschland kreeg in 1872, Frankrijk in 1857, en' België in 1870 een nieuw
militair wetboek, dat aan de eischen der algemeene rechtswetenschap voldoet en
tevens aan de eigenaardige behoefte van ieder dier nationaliteiten beantwoordt.