418 Toba-meer, danken wij aan den kapitein van den Generalen Staf F. J. Haver Droeze. Nadat bij Gouvernementsbesluit van den 16en Januari 1883 No. 21 (Staatsbl. 39 van 1883) eenige landschappen gelegen op het plateau van Toba en aan den zuidelijken oever van het Toba-meer meer bepaaldelijk Tao Baligé onder rechtstreeksch bestuur van het Nederlandsch-Indisch Gouvernement waren gebracht, werd bepaald, dat tot verzekering der rust in die nieuw onderworpen streken, tot handhaving van het gezag en de waardigheid van het bestuur en tot voor bereiding van de annexatie der naburige nog onafhankelijke landen, eene militaire bezetting, sterk 2 officieren en 75 man, in het land schap Baligé zou worden geplaatst. Ten einde na te gaan welk emplacement de meeste voordeelen aan den nieuw op te richten post zou waarborgen, werd genoemde Kapi tein in commissie gesteld om in overleg met den Controleur van Silindong eene plaats aan te wijzen, zoodat met de belangen van het civiel bestuur zoowel als met die van militairen aard rekening werd gehouden en deze zooveel mogelijk met elkander in overeenstem ming werden gebracht. Aan het hoogst belangrijke verslag door kapitein Haver Droeze over deze aangelegenheid uitgebracht, ontleenen wij woordelijk het volgende. Het reusachtige bekken van het Toba-meer wordt ten zuiden begrensd door steile wanden die bij Hoeta Giendjang, Dolok Meat en Tara boenga onmiddellijk door de watereu van het meer worden omspoeld, doch overigens door eene lage golvende strook oeverland van afwisselende breedte van den waterspiegel worden gescheiden. Deze steile wanden die zich, van den oever van het meer beschouwd, als een ringgebergte voordoen, doch zich niet boven het plateau verheffen, bestaan hoofdzakelijk uit zandsteen. Een grof geaderd soort marmer en ook andere kalksteen, roode aarde, aangespoelde grond van het plateau en producten der verweering worden er even eens aangetroffen, doch zandsteen vormt het hoofdbestanddeel, vooral waar de losse grond afgespoeld is en het geraamte van den wand zich vertoont. Deze zandsteen is zeer los, zacht en grofkorrelig en verweert zeer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 424