419 snelin de Aik Baligé vindt men reeds op 2 palen van den grooten waterval verwijderd, slechts zeer weinig groote steenen en bestaat de bedding geheel uit gruis en zand. De kleur van den steen is rood, geel, grijs en grauwachtig wit. De oppervlakte is meestal met eene uiterst dunne plantaardige korst overdekt. Hier en daar is het gesteente met glimmer vermengdconglomeraten komen weinig voor. Het oeverland tusschen den voet der steilten en het meer heeft eene breedte van 2 tot 7 Java palen. Van Dolok Tollang naar Lagoe boti neemt het langzamerhand in breedte toe; eveneens daalt het terrein in algemeenen zin naarmate men zich van Dolok Tollang en Tara boenga verwijdert en den Oosthoek van Tao Baligé nadert, waar het ringgebergte het laagst en doorgebroken is en waar men nabij Oeloean de uitwatering van het meer vindt. De algetneene helling van den bodem is nabij den oever zeer flauw, zij neemt toe naarmate men de hoogten nadert, doch is bijna nergens meer dan 8° a 10°. Tal van ravijnen door de inlanders „loembang" genaamd, doorsnijden echter het terrein en hebben alle zeer steile wanden en grillige vertakkingen. Zij strekken zich uit in de meest verschillende richtingen. Sommige zijn over eene groote lengte on geveer evenwijdig met den oever van het meer, andere staan onder veelvuldige kronkelingen met het diepste gedeelte van de kom en dus met den waterspiegel in verbinding; deze laatste dienen tot bedding der beken. De diepte dezer loembaugs bedraagt op een paal van het meer slechts enkele meters en loopt daarna geheel te niet, daar de loem bang zich met het geheel vlakke oeverland vereenigt. Nabij den voet van het ringgebergte vindt men echter breede ravijnen ter diepte van 40 M. en meer. Vooral daar zijn de wanden in het bijzonder de onderste gedeeltenzeer steil, afgebrokkeld en ingestort, met diepe scheuren en spleten. Hier en daar staat in het midden van zulk eene breede kloof eene ruwe massa, die op eenigen afstand door vorm en hellingen veel aan tuf doet deuken, doch bij nader onder zoek geheel uit zand en verweerden en verbrokkelden zandsteen blijkt te bestaan. Langs den voet dier massa's, die als getuigen der vroegere formatie en der werking van het water zijn overgebleven, knaagt eene kleine beek, die zich steeds invreet en de steile wanden onder-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 425