433 Om 104 u. v. m. bereikte de colonne Bahal batoe, rustte daar tot 12 u. en betrok om 1.30 u. n. m. het bivak te Loeboe Siregar. De bevolking aldaar had hutten opgeslagen, die echter niet voldoen de waren om den geheelen troep onder dak te brengen. Een der versterkte hoeta s werd daarom door een gedeelte der eur. fuseliers betrokken; in deze hoeta werden ook de goederen der intendance op geslagen. De officieren vonden een onderkomen in het zendiugstation. Den volgenden morgen 16 Juli werd om 6 u. v. m. de marsch hervat en om 3. 30 u. n. m. Baligé bereikt. De eur. fuseliers benevens het artillerie- en hospitaalpersoneel werden in eene hoeta gelegerdde inl. fuseliers betrokken de kerk der zendelingen. blaar aanleiding van een van den Militairen Commandant van S. W. ontvangen telegram, werden nog dienzelfden dag inlichtingen ingewonnen betreffende het weerstandsvermogen van Oeloean. Deze inlichtingen kwamen op het volgende neder. Oeloean ten noorden van Pasir di Babana gelegen, telt ongeveer 600 hoeta s met 40000 zielen. Deze hoeta's liggen dicht bij elkander, zijn door aarden wallen omringd, door sawah's van elkan der gescheiden en door voetpaden onderling verbonden. De aard der bevolking komt met die van Baligé en Lagoe boti overeenzij vervaardigt zelve kruit en kogels. Pasir di Babana is de rivier waardoor het meer uitwatert. Na bij de uitwatering van het meer hebben hare zacht glooiende oevers eene hoogte van 4 a 6 M. boven den waterspiegel; die hoogte neemt toe naarmate men zich meer van het meer verwijdert. De water diepte bedraagt lad M., de bodem is zandig, de stroomsnelheid gering. De rivier moet met sampans overgetrokken worden. Gedurende den opmarsch der colonne van Sipoholon naar Baligé had kapt. Genet den tijd benut tot verkenning van de hoeta Lawan Goiat, van waar Singa Mangaradja den 30en Juni verdreven was, en met medewerking van het civiel bestuur een aanvang doen maken met den aanleg van een weg van Baligé naar Lagoe boti. De lengte van dezen weg bedroeg 5 paal, de breedte afwisselend 2.5 a 4 M. Aan dezen arbeid werd deelgenomen door de bevolking der onaf hankelijke hoeta's aan deze zijde der Aik Maré Maré, welke zich daartoe vrijwillig had aangeboden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 439