442
leeftijden, bijdroegen aan eene instelling, die ben te zijner tijd in de
zelfde rechten zouden doen deelen als de tegenwoordige deelgenoo-
ten, en welke bijdragen alsdan in mindering zouden strekken hun
ner als deelgenoot verschuldigde contribution. En ofschoon niet al
le, maar toch zeer vele officieren te eeniger tijd huwen en dus op hen
van toepassing is, wat hiervoren werd gezegd, neemt dit toch het
onbillijke niet weg ten aanzien van hen, die nimmer huwen en die
men verplicht tot bijdragen aan eene instelling, waarvan zij nimmer
eenig voordeel kunnen erlangen."
Tot zoover de Commissie.
Voor eene billijke waardeering van deze conclusie mogen wij niet
onvermeld laten, dat de ongehuwde officier bij het Nederlandsche
leger ten allen tijde 24 °/0 minder aan jaarlijkse%e contributie be
taalt dan zijn gehuwde collega en dat dus in zooverre de Veder-
landsche ongehuwde officier veel minder reden in dit opzicht tot
klagen heeft dan de Indische officier, die niet gehuwd is.
Men vergete nochtans niet, kennis te nemen van hetgeen H. A.
A. N. omtrent het bijdragen van ongehuwde officieren aan de wedu
wen- en weezenkas zegt; eene geheel tegenovergestelde meening,
waarvoor, gelijk later in ons opstel blijken zal, ook volgens andereu
niet weinig is aan te voeren.
Wij achten het hier de plaats, kortelijk te vermelden, hoedanig de
hier bedoelde contributiën bij het Nederlandsche leger geregeld zijn.
Men heeft daargewone en doorloopende contributiën.
De geivone contributiën worden betaald door ieder officier, gehuwd
of ongehuwd; de doorloopende alléén door de gehuwden.
Terwijl de doorloopende contributiën 24 procent bedragen, beloopen
de gewone:
a. van de traktementen
34 °/0 van die, grooter dan f 2400
3 van f 1600 tot f 2400;
24 °/o minder dan f 1600;
T>. van de pensioenen
2 °/0 van die, grooter dan f 2400
14 °/0 van f 1600 tot f 2400 en
1 °/0 minder dan f 1600.