446
zijn dertigste jaar zoude huwen en volmaakt dezelfde verzekerings
beweging zoude volgen, als de Commissie hiervoren onderstelde,
om op zijn 42ste jaar aan zijn weduwe een pensioen van f 700
te verzekeren, niet minder dan f 25wellicht f 30per maand
zoude hebben te betalen.
En wanneer dit werkelijk zoo isdan stellen wij de vraaghoe
bitter weinig officieren zich maandelijks zulk eene zware korting op
traktement zouden kunnen en willen veroorloven, om dan nog maar-
het zeer schrale weduwenpensioen van f 700 verzekerd te hebben.
De Nederlandsche Commissie wil voorts, dat bij het overlijden van den
echtgenoot in den strijd, dan wel ter zake van in en door den
dienst ontstane ziels- en lichaamsgebreken, billijkheidshalve (P) aan
de weduwe, die dan geen pensioen uit de weduwenkas ontvangt,
eene restitutie worde gedaan als aan officierendie ophouden deel
genoot te zijn.
Het wetenschappelijk betoog zegt daarvandat bij de samenstelling
van de door de Commissie ontworpen sterftetafel, geene rekening is
kunnen worden gehouden met buitengewone oorzakendie eene aan
merkelijke afwijking in het sterfteverloop ten gevolge hebben, en het
dus tot bevestiging van het bestaan der kas noodzakelijk is, dat geene
andere uitkeeringen worden gedaan, dan die uit het gewone sterfte
verloop voortvloeien.
De Commissie wil voortsdat eene weduwe alleen bij haar dood
haar pensioen verliezen zal; een maatregel van billijkheid „zegtzij",
die eigenlijk niet behoeft te worden toegelicht, dewijl de kas hare
verplichting moet nakomend. i. het pensioen moet leverendat bij
haar gekocht en betaald is.Met het lot der weduwe heeft, „zoo
oordeelt verder de Commissie", zij de weduwenkas zich niet ver
der in te laten.
Na het voorafgaande rest ons nog mede te deelen, wat de Com
missie aan haren lasthebber heeft gerapporteerd omtrent de onder
n°. 8, 9 en 10 voorkomende vraagstukken.
Het kwam haar niet wenschelijk voor aan de hierbedoelde instel
ling eene uitbreiding te geven, als bij punt 8 bedoeld, om b. v. de