449
4e. of de percentsgewijze contributie naar het bedrag der trakte
menten en pensioenen niet te behouden zou zijn, op grond dat de
voorgestelde regeling der bijdragen, inzonderheid voor de gepen-
sionneerde officieren, te bezwarend is
5e. of aan den deelnemer de keus zou kunnen worden gelaten tot
het verzekeren van een weduwenpensioen, of wel van een kapitaal,
in eens uit te keeren, en
6e. of de kas ook zou kunnen worden opengesteld, tot tegemoet
koming in de behoeften van de weezen der officieren.
De Commissie diende in substantie hierop van het navolgende
antwoord
ad 1. Had, naar het gevoelen der Commissie, de eerst aan haar
gedane opdracht niet verder gestrekt dan het herzien van de grond
slagen der Weduwen- en Weezenkas, thans kon zij op de vraag om
trent het al dan niet wenschelijke van het behoud dier kas, niet
anders dan bevestigend antwoorden.
Eene opheffing van het bedoelde fonds zou niet wenschelijk zijn
voor de Regeering, en evenmin voor de officieren zeiven, onder wie
er nog altijd zouden te vinden zijn, die uit gebrek aan doorzicht
of uit zorgeloosheid, verzuimen zouden uit eigen middelen voor de
toekomst van vrouw en kinderen zorg te dragen.
ad 2. De kas staat of valt met de verplichte deelname der ge
huwden.
ad 3. Hoezeer de Commissie den kameraadschappelijken band die
alle officieren vereenigt, naar waarde schat en overtuigd is, dat vele
grootsche daden van toewijding en zelfopoffering daaraan haar ont
staan te danken hebben, en niet beducht is, dat de moderne tijd
geest dien band zal doen verslappen, kan zij echter niet instemmen
met het beroep op dien band ter verdediging van de thans bestaande
bepaling, waarbij de ongehuwde officieren verplicht worden, bij te
dragen voor pensioenen, waarvan hunne eigene betrekkingen, hunne
moeders, hunne zusters, hunne onverzorgde broeders enz., niet alleen
nooit eenig genot zullen hebben, maar waaronder deze zelfs lijden,
daar die gelden tot hunne ondersteuning zouden kunnen worden
aangewend.
Anders is het, als men de deelneming voor de ongehuwden vrij