452
is niet juist, omdat hij, die eeiio betrekking of een ambt, hetzij
Rijks - hetzij particulier-, uit vrijen wil aanvaardt, zich door die
aanneming stilzwijgend verbindt om naast het genot van de baten,
welke die betrekking of dat ambt afwerpt, de lasten te dragen en
de plichten te vervullen, die daarvan het gevolg zijn. En er zijn
ook onbeschreven rechten en plichten, die niet minder trouw behooren
te worden erkend en nageleefd dan die, welke bij de Wet zijn vastgesteld,
vooral wanneer die sedert zoovele jaren hebben gegolden en de daaruit
voortvloeiende baten immer stilzwijgend worden aanvaard.
Zoo is het bijv. een stilzwijgend erkend recht, dat een officier niet
tegen zijn wil van het Wederlandsche leger bij dat in Oost- of
West-Indië wordt overgeplaatst, hoezeer de Grondwet zulks zou toelaten.
Zoo is het ook eene onbeschreven verplichting, dat de ongehuwde
officier aan de weduwen- en weezenkas contribueert. Ieder officier
weet, bij het aanvaarden zijner betrekking, dat die verplichting op
hem rusten zal, en het kan dus geenszins eene onbillijkheid heeten,
te vorderen, dat die verplichting worde nagekomen.
ad 4. De Commissie was niet terug te brengen van hare meening,
dat de „onwetenschappelijke" percentsgewijze contributie naar het
bedrag der traktementen en pensioenen moest behouden worden. De
minister van oorlog Weitzel licht echter op zeer voldoende gronden
toe, dat de kwade kansen van die onwetenschappelijke wijze van
berekening der contributie, zooals die sedert vele jaren plaats vindt,
overdreven worden, en dat het gebrek aan volkomen juistheid der tabel
(de berekening van het lOjaarlijksch fournissement der bij het huwen
eigenlijk in eens te storten som) met geene mogelijkheid veel invloed
op de soliditeit van het fonds kan hebben.
ad 5. Tegen het verzekeren eener vooraf bepaalde, aan de weduwe
in eens uit te keeren som, kan bezwaarlijk iets worden aangevoerd.
ad 6. Tegen het verzekeren van Weezen, omtrent wie de Commissie
te voren vermeende te moeten raden, zich daartoe tot particuliere
verzekeringsmaatschappijen te wenden, bestaat bij nadere overweging
geen bezwaar, mits men volgens de Commissie, de deelname facultatief
stelt, daar het verschil in de talrijkheid der gezinnen het opleggen