39
is het groote bezwaar gelegen in de geschikte affuit voor het ge
dragen kanon. De affuit van het in 1879 ter beproeving naar Indië
gezonden Zwitsersche bergkanon is bevonden bij het schot, onder 0°
en hooger, niet voldoende stabiel te zijn. Eene verlenging van deze
affuit met 0.1 M. gaf geene betere resultaten, zoodat, wil men den
vuurmond niet in goede hoedanigheden laten minderen en toch eene
volledige stabiliteit van de affuit onder alle omstandigheden berei
ken, men deze laatste zóó zwaar zou moeten construeeren, dat zij
door het sterkste muildier niet te dragen zou zijn, gesteld dat men
overigens bruikbare muildieren vond, wat tot dusverre, op grond
der ervaring sinds 1864 met de Zuid-Amerikaansche, Syrische en
Noord-Chineesche opgedaau, gebleken is, zeer denkelijk onder de
pia vota te moeten worden gerangschikt.
Wij noemen die affuitquaestie een technisch bezwaar. Hoe de
bergartilleriën van andere Staten, als genoemd, er uitzien weten wij
maar zeer oppervlakkig. Alleen weten wij dat in Zwitserland de
affuit ook ombuitelt en dat zij daar bij het schot door de bedienings-
manschappen, met reepen aan de asarmen geslagen, tegen omslaan
wordt behoed eu bestuurd.
In Indië kon met het ontdekte gebrek geen vrede worden geno
men en wanneer erkende voorstanders eener gedragene bergartille-
rie, zoo als de heer Boumeester die, na eerst Chef der artillerie eu
van den Generalen staf te zijn geweest, later van 18791883 zelf
Legercommandant was, om der wille van dat technisch gebrek, hun
lievelingsdenkbeeld niet hebben kunnen verwezenlijken, dan moeten
er wel overwegende redenen voor hebben gegolden. De oplossing
van het vraagstuk heeft steeds medewerking, nooit tegenkanting of
onwil ontmoet. Wij gelooven dus dat de heer V. hier niet ons
maar de autoriteiten die de verantwoordelijkheid moesten dragen,
met zijn „helaas" en met het wijzen op de bergartilleriën der door
hem genoemde Staten een zijdelingsch verwijt doet, dat volkomen
onverdiend is. Heeft ZEd. de zaak wel goed bestudeerd en heeft
muildieren ontstaan; op den onwilligen aard dezer dieren, wanneer zij in een ander
(warmer) klimaat en op eenen anderen bodem dan dien van lnm vaderland, meestal veel
zwaarder en langer achtereen belast worden. De ervaring leert, dat de onwil in rechte
reden toeneemt met de belasting boven eene zekere grens.