456
Hiermede wenschen wij ons gesprokkei bij vreemde legers te
beëindigen, na alsnog te hebben medegedeeld, dat de heer Dislère,
aan wiens geschrift wij een en ander ontleenden, resumeert, dat o. a.
aan eene officiersweduwe, die kinderen ten haren laste heeft, billijk
heidshalve een pensioensverhooging toekomt, van 1 1. voor ieder
minderjarig kind, met dien verstande, dat het normale pensioeusbedrag
der weduwe zelve in geen geval, ter wille der kinderen met meer
dan 50 procent overschreden worde.
Hoe wispelturig men met de kinderenverzorging bij ons leger heeft
omgesprongen, zullen wij thans in het licht stellen.
Het in het jaar 1810 opgerichte Fonds voor weduwen en weezen
van officieren in 's Keizers bezittingen ten Oosten van Isle de France
bepaalde, dat aan eene officiersweduwe, voor ieder kind boven de
viereen tiende pensioensverhooging zou worden toegekend.
Dat cijfer van 4, werd 7 jaar later op 3 gebracht met gelijktijdige
wijziging van het voor ieder kind c. q. toe te kennen pensioensbedrag,
terwijl, weder 1 jaar later, bepaald werd, dat aan eene weduwe tot
en met 4 kinderen eene jaarlijksche gratificatie van f 25 voor elk
kind en voor elk kind meer dan 4, nogmaals eene gratificatie
van f 100 zou worden gegeven.
Men neigde dus tot het gezonde begrip, dat eene weduwe met
zeer veel kinderen meer moet hebben dan eene met een minder groot
aantal kinderen.
Het tegenwoordig Reglement nu bepaalt dienaangaande dat iedere
weduwe zal ontvangen
voor één kindf 96.
twee kinderen„168.
drie 228.
vijf en meer kinderen288.
Mevrouw IF., wier echtgenoote ten jare 1877 te Atjeh kwam te
overlijden, en die met 10 kinderen achterbleef, heeft dus evenveel
pensioen 1188 als eene andere kapiteinsweduwe, die slechts
vijf kinderen heeft.
Het gezonde begrip om te ondersteunen ook naar de mate der
levensbehoeften van het achtergelaten gezin, is dus niet tot zijne
7i vier 264.