457 uiterste consequentie doorgevoerd geworden, hoogst waarschijnlijk, omdat men voor de geldelijke gevolgen ten nadeele van het Fonds beducht geweest is. Wij gelooven nochtans, dat die gevolgen wel wat zwaar zijn ingezien geworden. Hoevele officiersweduwen blijven met meer dan vijf minderjarige kinderen achterzeer zeker zoo weinig in aantal, dat men aan die enkelen, die zoo zeer te beklagen zijn, nu ook wel wat hooger pensioen zou hebben kunnen geven. De druk, die de contribuanten daarvan zouden gewaar worden, zou al bijster gering zijn, terwijl juist de meest beklagenswaardige officiersweduwen het wat ruimer zouden hebben, zoo men in den door ons bedoelden zin aan ieder kind een pensioensverhooging toedacht. Die pensioensverhooging voor ieder kind zoude naar onze meening, bovendien van standvastige grootte moeten zijn, dus zoovéél per kind, in stede dat men hierbij, zooals nu geschiedt, eene afdalende be rekening volgt, waardoor voor het vijfde kind slechts f 24 per jaar, d. i. het vierde deel van de portie ad f 96 van het eerste kind gegeven wordt. Eene andere regeling, waarmede wij bezwaarlijk vrede kunnen hebben^ geldt de bepaling, dat majoor A, die in het huwelijk treedt met eene vrouw die elf jaar jonger is dan hij, slechts een, in eens of wil men in 60 maandelijksche termijnen te storten som verschuldigd is, die niet grooter is, dan het bedrag, dat zijn collega B. betaalt, die met eene vrouw gehuwd is, slechts 1 jaar jonger dan hij zelf. De levenskansen van beide majoors kunnen weinig verschillen, doch die van beide echtgenooten loopen zoo uiteen, dat eventueel de weduwe van majoor A. wellicht gedurende tien jaren tijds langer deelgenoote blijft dan de weduwe B. Het komt ons, onder verbetering voor, dat hierin eene verande ring noodig en wenschelijk is en dat op het verschil in leeftijd tusschen man en vrouw bij het bepalen van de hier bedoelde inleggelden, wat beter acht moet worden geslagen. Wij releveeren dit punt te eerder, nu men juist in Indië niet zelden huwelijken ziet sluiten, waarbij de ouderdom van den echt genoot niet weinig hooger is dan die der vrouwhuwelijken dus, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 463