458 in den regel later de langdurigste lastposten worden van het We duwen- en Weezenfonds. Het kan, dunkt ons, niet goed zijn, dat de kapitein X. op drie en dertigjarigen leeftijd, huwende met eene vrouw van veertigjari gen ouderdom, ineens eene som van f 900 in de Weduwenkas moet storten, terwijl zijn even oude collega Y, die eene vrouw van twee en twintigjarigen leeftijd huwt, slechts f 909 verschuldigd is. Dit zeer geringe verschil is geen verschil, en dit in weerwil het Weduwenfonds de kans beloopt, dat het de weduwe van Y. ongeveer 20 jaar langer dan die van X. zal te bedeelen hebben. Onderstellen wij voorts eens de mogelijkheid, dat de gepensionneerde Luitenant-Generaal op 70-jarigen leeftijd huwt met eene vrouw van 50- jarigen ouderdom, dan moet die opperofficier in eens betalen: 70 50 20, voorts 20 11 9 en 9 x 9 81% ^z0° 100 -j- 81 181%% 1800 3258. Aannemende nu, dat die som ineens gestort wordt, wenschen wij de vraag te stellen, of dat bedrag van f 325S eenigszins is overeen te brengen met de kans, om aan die zooveel jongere vrouw gedu rende eene reeks van jaren, het weduwenpensioen van f 1800 uit te betalen. Yoorzeker neen! Het is wel waar, dat men hier niet in zooverre mag voorbijzien, dat diezelfde generaal en evenzoo al de hiervoren genoemde majoors A. en B. en kapiteins X. en Y. gedurende een kleiner of grooter aantal jaren als ongehuwden evenzeer hebben bijgedragen middels de gewone maandelijksche contributie, en dat die overweging wel de gelijk moet worden in acht genomen, om hen, nu zij eerst op lateren leeftijd huwen, niet al te veel aan inleggelden te doen betalen, doch dit alles neemt de onevenredigheid niet weg, die tusschen twee collega's onderling bestaan blijft, van wie de eene eene jonge, de andere eene meer bejaarde vrouw huwt. Naar het ons voorkomt, betaalt, hoe men de zaak ook keere, de een te weinig in verhouding van den ander, of wil men, deze laatste te veel in verhouding van den eersten. Onze bedoeling, om bij dezelfde voorbeelden te blijven, zou dus zijn, om aan dien op rijpen leeftijd trouwlustigen luitenant-generaal, zoo hij, onderstel: eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 464